Interview met Chris de Graaf

Voor het eerste interview hebben we gelijk een mooie binnenkomer. Chris de Graaf is ondernemer en de voetbaltrainer die vorig jaar SV Spakenburg in de Tweede divisie van degradatie heeft behoed. Halverwege het seizoen stapte hij in als interim-trainer terwijl Spakenburg op degraderen stond. Op knappe wijze heeft hij als trainer zijn doel behaald om Spakenburg weer veilig te laten spelen. Daarnaast is hij succesvol ondernemer met Match-Day, een salesbedrijf dat bedrijven helpt met het binnenhalen van nieuwe klanten. Zeer interessant dus om te horen hoe mentale factoren van invloed zijn op het presteren op het voetbalveld en in het ondernemen.

Chris, hartstikke leuk dat je een interview wil geven. Ik denk dat veel mensen geïnteresseerd zijn in jouw verhaal. Kan je een introductie geven over jouw sportachtergrond?
Op mijn vierde ben ik al gaan voetballen, tot aan nu eigenlijk. Ik heb nu een sabbatical als trainer genomen en daarin ben ik zelf weer gaan voetballen. Ik heb door de jaren dus eigenlijk altijd gevoetbald. Als ik kritisch naar mezelf kijk, was ik in het begin tot een jaar of twaalf echt wel een talent. Toen ik dat later zelf ook vond, ging het mis. Op een best late leeftijd heb ik de knop omgezet en ben ik in het eerste van Spakenburg terechtgekomen. Toen scheurde ik mijn kruisband af, wat het beste is wat mij ooit is overkomen. Doordat ik veertien maanden niet kon voetballen, had ik pas echt door hoe leuk ik het vond. En uiteindelijk op mijn 25e ben ik weer teruggekomen in het eerste. Bij Eemdijk heb ik weer een zware blessure opgelopen. Toen ben ik op mijn 28e trainer geworden en sindsdien voetbal ik puur voor mijn plezier en ontspanning. Op mijn 28e werd ik assistent bij John de Wolf. Spakenburg degradeerde en De Wolf werd aangesteld als pilaar om Spakenburg terug te brengen.
Dus je bent al jong trainer geworden. Hoe ben je ondernemer geworden?

Die lijn loopt eigenlijk gelijk met voetbal. Ik heb een aardige omschakeling in mijn mindset gemaakt. Van mijn 18e tot mijn 25e was ik wel een lastig mannetje. Niet in de zin van rare dingen, maar wel moeilijk in de omgang, ook op school en in mijn werk. Ik heb bijvoorbeeld best lang over mijn studie gedaan. Ik heb het nooit zo op werken gehad. Totdat ik bij ’t Stoepje (Market Food Group) onder Peter Marcel Beukers kwam te werken. En hij heeft mij drie jaar lang onder zijn vleugels genomen. Hij nam mij mee op meetings om dingen te leren en dat deed ik volop.

Op een gegeven moment ben ik met Jorg Hartog, die ook mijn beste vriend is, gaan nadenken om zelf te ondernemen. In loondienst voelde als een gevangenis, van 9 tot 5 werken wilde ik niet meer. Zo zijn we Match-Day begonnen met helemaal niks. We hadden beiden net een huis gekocht en hadden nul euro inkomsten. Dat is echt de mooiste drive die er is. Als we in het begin klanten binnenhaalden, zat ik met tranen in mijn ogen, zo blij was ik. Want ik wist wat de gevolgen waren.

Je hebt de fear nodig, hè?
Ja precies, lacht Chris. Dat was fantastisch. En nu is het bedrijf helemaal doorgegroeid naar bijna 40 mensen. Dat is superleuk. Je komt daarmee in een andere fase.
Als we eerst kijken naar het voetbal. Op sportvlak heb je vier gebieden die een rol spelen in prestaties: technisch, tactisch, fysiek en mentaal. Kun je iets vertellen hoe het mentale vlak aandacht krijgt in de voetbalwereld en vooral op topamateurniveau? Wat is jouw visie daarop?

Ik ben zelf enorm geïnteresseerd in de mentale kan van het voetbal. Ik denk dat het voetbal één van de meest conservatieve omgevingen is waar je kan zijn. Ik ben enorm fan van Johan Cruijff. En hij zei jaren geleden al: ‘Iedereen roept maar wat en mag het ook maar roepen. Ongefundeerde kritiek’. En dat is in Spakenburg nog veel erger, hè? De tribune zit maar te gillen, ‘wisselen, die vent’ na een kwartier.

En de druk op de spelers is altijd enorm. Vooral vergeleken met andere ploegen in de competitie. Iedereen die betrokken is bij IJsselmeervogels of Spakenburg zal dit herkennen. ‘Als ze eerst maar van het dijkje af zijn, moet ik het nog effe zien’ is een mooie oneliner. Als zij ergens anders presteren, zijn zij heel goede voetballers. Dan komen ze hier spelen en zakken ze door het ijs. En gaan ze weer weg dan bloeien ze weer op. Dan kun je wel zeggen dat het de druk is. Er is ook een verschil tussen moeten winnen of mogen winnen. Ik zeg niet dat we de cultuur hoeven te veranderen, maar we kunnen misschien wel mensen helpen om daarmee beter om te gaan. En daar is in principe 0,0 aandacht voor.

Je kunt je ook voorstellen dat het niet alleen gaat over omgaan met druk, maar ook over focus houden, kunnen schakelen en andere mentale vaardigheden. Die ook weer uitstralen op die andere gebieden: fysiek, technisch en tactisch. Dat hoef ik jou natuurlijk niet uit te leggen. Wordt daar naar jouw gevoel iets mee gedaan?
Daar is, denk ik, nu het top amateurniveau in de Tweede divisie nog niet klaar voor. Bij AZ doen ze dat volle bak. Denk aan virtual reality om bepaalde situaties na te bootsen om spelinzicht te creëren. Kijken hoe mensen daarop reageren. Of stress nabootsen. Daar zijn zij volop mee bezig. Dat vind ik zelf wel moeilijk, want bij Spakenburg train je natuurlijk maar drie keer in de week. Ik sprong vorig jaar als interim-trainer in een stresssituatie in. Dan pak je toch eerst de technische en tactische zaken op. Die wil je op orde hebben. Pas daarna heb ik wel geprobeerd het mentale erbij te pakken, bijvoorbeeld door hoe ik met jongens omga bij besprekingen. Maar dat was dus later, want eerst moest de techniek en tactiek op orde zijn. Terwijl, ik ben het helemaal met je eens, het mentale volledig daarmee te maken heeft natuurlijk.
Het kan dat je het eigenlijk al wel toepast, maar dat je het dan niet als zodanig ziet. Want hoe je het tactisch en technisch neerzet en hoe jij je spelers instrueert zijn voor een heel groot stuk mentaal natuurlijk, toch?
Ja, ik gebruik het mentale aspect heel vaak onbewust. Dan krijg ik terug ‘dat helpt mij hierbij’ of ‘dat helpt mij daarbij’.
Dit gaat ook over de communicatie en de cultuur die je neerzet. Dat zijn allemaal mentale dingen, superinteressant. Ik weet inderdaad dat ze daar bij AZ volop mee bezig zijn, ook bij de jeugd. Als je naar de mentale basisvaardigheden kijkt, zoals doelen stellen, visualiseren, concentratie, ontspanning, omgaan met stresssituaties, zijn dat dan zaken die wel op het niveau van de Tweede divisie voorkomen?
Nee, dat komt puur uit de trainer. Ik heb de opleiding gedaan en de KNVB probeert het wel volle bak te stimuleren. Ik vind het ook interessant. Bijvoorbeeld als ik bij een nieuwe club kom, wil ik alle spelers spreken.
Gewoon één op één?

Ja, ik wil weten wat voor mens er achter de speler zit en wat iemand drijft. Dat vind ik heel belangrijk. Die belangstelling komt puur vanuit mijn werk. Iedereen die bij Match-Day komt wil nieuwe klanten, maar wat ieder van hen drijft is een groot verschil. En dat is met spelers ook. Ik moet hun doelen weten. Dus dat is één.

Een ander voorbeeld is visualiseren. Ikzelf visualiseer vaak. Iedereen denkt dat je dan op een bepaalde manier moet gaan zitten, maar ik doe het op mijn eigen manier. Ik doe gewoon wat ik denk dat werkt. Daar wordt in het begin een beetje om gelachen. Mij boeit dat niet. Ik blijf gewoon doorgaan met visualiseren. Ik zeg ook gewoon eerlijk, als jullie mij uitlachen dat moet je zelf weten. Ik probeer zo een veilige cultuur neer te zetten, waarin je dingen mag zeggen. Als jullie het raar vinden, prima. Dan doe je het niet. Mij helpt het enorm als ik dingen voor me zie. Dat het al gelukt is. Stapje voor stapje gaan de spelers daar dan in mee. Een jongen kwam naar me toe. Hij vertelde mij dat hij er in het begin om zat te lachen, maar dat hij nu hij een zware blessure heeft, bij de KNVB meemaakt dat het visualiseren in de revalidatie gebruikt wordt om het herstel te bevorderen.

Visualisatie pas ikzelf toe in besprekingen. Bij mij is de voorbereiding heel intens. Voor mij is een voetbalwedstrijd een schaakspel. Ik ben heel onrustig totdat ik voor mijn gevoel de tactiek heb. Als ik die heb, dan zie ik die letterlijk voor me. Ik heb thuis een bord, daarop zit ik alleen maar te schuiven. Wat zijn de valkuilen? Maar dan zie ik het voor me. Ik ben daar zo van overtuigd. De spelers zien ook dat het niet nep is. Dat het geen act is. Ik zeg tegen hen ‘Eigenlijk komt het erop neer, dat als wij dit doen, geloof mij nu maar, dan winnen we honderd procent zeker!’ Daar komt het op neer. Dat is wat ik bedoel met visualiseren. Ik heb het al gezien eigenlijk. Ik zeg vaak ‘Ik heb het al gezien, het moet alleen nog maar gebeuren’. Daar geloof ik heilig in.

Ja, dat klopt. Heeft het ook te maken met ‘practice what you preach’? Dus dat jij als trainer het eigenlijk laat zien. Dat heeft natuurlijk een hele positieve werking op je spelers.

Waar valt volgens jou als eerste iets te winnen? Wat zou een eerste volgende stap op mentaal vlak kunnen zijn, juist op Tweede divisie niveau?

Sowieso begint het steeds meer te komen, de aandacht voor het mentale. Noa Lang, zo’n hele stoere gast, die wel eerlijk toegeeft dat hij met een sportpsycholoog praat. Door dat soort gasten verschuift het langzaam van ‘het is een zwakte’ – niet dat ik dat vind, hè – naar ‘ik wil gewoon op alle vlakken beter worden’. Iedere voetballer weet dat het mentale je kan maken of breken. Want als het mentaal niet goed zit, houdt het gewoon op.

Een eerste goede stap zou al zijn dat als je bij Spakenburg of IJsselmeervogels komt spelen, je eerst een gesprek met een soort vertrouwenspersoon hebt, dat mag ook de trainer zijn. ‘Deze omgeving is, ga ik je nu vast vertellen, compleet anders dan jij gewend bent. Jij gaat uitgescholden worden, jij gaat kritiek krijgen, ze gaan om wissels vragen binnen 15 minuten. En nu denk jij dat het jou niks doet, dat denkt iedereen. Dat boeit mij niks, ja dat klopt. Totdat je twee, drie keer verliest. Je wil heel graag winnen en jij maakt die fout, en dan?’ Ik heb het zelf gezien. In één week moesten we thuis tegen ASWH. De druk was niet normaal, want we stonden op degraderen. Dezelfde jongens konden niet eens van a naar b over vijf meter spelen. Allemaal bij profclubs gezeten, hè. We winnen, waardoor eigenlijk de druk helemaal wegvalt, want we zijn zo goed als veilig. Die zaterdag spelen we tegen de Treffers, die veel beter zijn dan ASWH. Zij zijn drie kwartier niet eens op onze helft geweest. Ja, je gaat mij niet vertellen dat ik in drie dagen die spelers zoveel beter heb gemaakt. Dat vergeet ik niet, dat is iets dat moeilijk is te vangen. Van de dinsdag naar de zaterdag. Maar als ik dat al zie, zie ik hele goede voetballers die heel slecht kunnen zijn door mentale factoren.

Het is ook wat jij zegt, dat je op alle vlakken wil verbeteren. Dus op mentaal vlak ook. Je zegt dat bij zo’n club als Spakenburg of IJsselmeervogels gelijk een aanspreekpunt zou mogen zijn zodat er gelijk aandacht voor is.
Ik bedoel het niet naar of arrogant, maar de meeste voetbaltrainers zijn op sociaal vlak niet heel erg ontwikkeld. Dus hoe kan je dan iemand daarbij helpen? Zij zijn al hun hele leven voetbaltrainer, dus zij doen heel veel dingen goed. Maar ze doen al 30 jaar hetzelfde trucje. Bij hen verwacht ik niet de kans om in door te ontwikkelen. Natuurlijk, als er een goede trainer is of een goed iemand in de club kan die het oppakken. Ja, doe dat. Alleen, die zijn er niet zoveel.
Eigenlijk hoort het in de staf te zitten dan?
Jazeker, dat zou het mooiste zijn. Maar ja, dat is ook weer moeilijk. Want veel trainers zijn een beetje onzeker. En ‘die vertrouwensdingen moet ik eigenlijk weten’, zeg maar.
Dus dan zou het misschien juist buiten de staf moeten zijn?
Van mij mag die vertrouwenspersoon in de staf, maar voor velen is dat moeilijk. Nu is het vaak de fysiotherapeut die deze rol pakt.
Kun je vertellen hoe vorig seizoen tot stand is gekomen? Je was dus eerst assistent-trainer van John de Wolf voor drie seizoenen bij Spakenburg, totdat hij naar Feyenoord ging.
Toen ben ik kort interim-hoofdtrainer bij Spakenburg geweest. Na drie, vier wedstrijden kwam Eric Meijers als hoofdtrainer. Wij gingen op dat moment niet goed samen. Dus ben ik gestopt in de winterstop. Daarna heb ik het goed uitgepraat met Meijers. En ik ging mijn trainersopleiding doen. Het was oorspronkelijk niet de bedoeling dat ik hoofdtrainer zou worden. Ik had voor mijn opleiding een stageplek nodig op een bepaald niveau. En ik wilde bij Spakenburg, een mooi niveau en lekker handig. Maar toen ging het hartstikke slecht met de prestaties van Spakenburg en werd Meijers ontslagen. Toen hebben ze aan mij gevraagd of ik het met Jochem Twisker wilde gaan doen.
En dat was vorig seizoen? Want toen stond Spakenburg dus op de een na laatste plek. Dus een hele lastige situatie om in te stappen. Was het een no-brainer voor jou?
Ja, ik had de vraag al wel een paar dagen zien aankomen. Ik wist het gelijk. Er waren wel mensen die me het afgeraden hebben vanwege het afbreukrisico. Ik zit daar heel anders in. Zo van ‘als ik het niet kan, wie zou het dan moeten doen?’. Zo dacht ik het echt. En dan zien we het wel. En als het niet lukt krijg ik alsnog een ervaring die gelijk staat aan een opleiding van 10 jaar in één jaar. En zo heb ik die beslissing gemaakt eigenlijk.
En de combinatie met Jochem Twisker?
Ik ben heel blij met die combinatie. Het waren twee dingen, en achteraf ben ik blij dat het zo moest. Eén, ik zou dispensatie krijgen omdat ik mijn licentie nog niet had, wat je anders maar moet afwachten of je die krijgt. Door de licentie van Jochem Twisker was dat gelijk getackeld. En twee, omdat ik een eigen jongen ben en jong, en soms ook emotioneel. Daarom wilden ze eigenlijk een soort tegenpool van mij. En dat heeft weergaloos uitgepakt. Ik heb het niet over resultaat, maar over intern. Hoe wij met elkaar om zijn gegaan. Wat hij mij geleerd heeft en heeft bijgestaan was echt top.
Goud waard inderdaad. En hoe heb je dat aangevlogen?
Het voordeel was, daarom ben ik het ook geworden, dat ik geen aanvliegroute nodig had, omdat ik al bij de ploeg liep als stagiair, en alle spelers al kende. Ik wist al wat iedereen technisch kon. Maar ik had wel te maken met een erfenis. Wat ik in mijn hoofd had, die spelers waren bij mij heel belangrijk, maar waren eigenlijk in de hiërarchie bij het tweede of wissel. Hoe ik dat heb aangevlogen is gewoon heel simpel door te zeggen ‘ja jongens, iedereen start weer op nul. Wat er gebeurd is, dat boeit mij niet zoveel. En ik ga kijken wat ik nu zie. Ik zal jullie één ding alvast vertellen.’ Want één jongen zat toen in het tweede, hij is nu ook zwaar de beste speler. ‘Hij speelt zaterdag sowieso!’ Ik deed dat expres. Omdat als ik de boodschap rustig ga brengen, duurt het allemaal veel te lang. Hij zat in het tweede, dus hij was eigenlijk een nobody, wat zijn status betreft. Maar ik zag hem als belangrijkste man. Dus ik dacht dat ga ik gelijk neerzetten, zodat iedereen weet van oké. Hoeven we ook niet over te zeuren, het is gewoon zo. Ik zei ook ‘de rest moet ik nog maar even zien’. Nou ja, dat heeft behoorlijk uitgepakt. Dat is een beetje hoe ik het aangevlogen hebt. En gelijk gezegd over mentaal of cultuur: ‘Ik durf nu al te zeggen dat jullie nog nooit een trainer hebben meegemaakt in de omgang zoals ik dat doe. En dan bedoel ik niet dat ik het zo geweldig doe. Maar zo open heb je nog nooit meegemaakt. Iedere trainer zegt ‘als er wat is, mag je bij me komen’. En jullie herkennen het allemaal, kom je bij hem en dan kost het je je plek. Kan nu zijn of over drie weken. Tegen mij mag je alles zeggen. Net als ik jullie niet uitscheld, mag je met respect alles zeggen.’ Kijk dat geloven ze in het begin ook niet van mij. Dat moeten ze eerst ervaren. En dat hebben ze ervaren en zo hebben we het kunnen kantelen. Van heel negatief naar bijna extreem positief.
Dat is een hele duidelijke manier om een cultuur neer te zetten. En natuurlijk moeten ze dat eerst ervaren. Heb je dan ook heel bewust dingen gedaan voor teambuilding?
Daar was het gewoon te kort dag voor. Ik heb heel snel in één week alle spelers gesproken. En ik heb geprobeerd duidelijk te maken hoe we nu gaan werken. En toen wonnen we al gelijk, dat was gelijk de teambuilding. We wonnen de eerste twee wedstrijden. Na die tweede overwinning hebben we een avond gehouden met elkaar. Toen was eigenlijk al heel veel schade weggenomen. Maar of je wint weet je nooit van tevoren. Dat was wel een belangrijke voor hun vertrouwen.
Maar je hebt wel een heel duidelijk doel: lijfsbehoud. Want dat helpt natuurlijk altijd. Dat je een gezamenlijk doel hebt waar iedereen zich achter schaart.
Ja, dat was eigenlijk de opening. Ik vergeet nooit meer, op maandagavond was ik er en heb ik ze gezegd. ‘Jongens, ik loop hier mijn hele leven. Ik heb twee dochters. Die gaan later niet horen dat hun papa gedegradeerd is met Spakenburg. Dus dat ga ik jullie nu alvast vertellen. Ik heb jullie allemaal nodig. Ik vind jullie allemaal even vriendelijk. Maar ik ga ook één ding vertellen. Wie ik moet slachten om het te bereiken, het klinkt heel grof, die gaat er gewoon af. Wie het ook is, want dat doel gaan wij samen bereiken. Ik zeg altijd ‘soldaten, ik wil alleen maar soldaten’. En kunnen we dat met elkaar afspreken? Ik snap dat het nu te snel is. Maar je gaat vanzelf wel zien wat ik daarmee bedoel.’ Nou ja, dat is eigenlijk het hele jaar een soort mantra geworden.
En hoe houd je daar rekening mee in je trainingen bijvoorbeeld?
Ja, dat is echt mijn verbeterpunt. Ik doe daarin heel veel op gevoel. Dus jongens benader ik wel anders. Oké, ik schat in dat dit zo is, of ik schat in dat hij dit kan. Vaak klopt dat ook wel, soms ook niet. Soms worden het stresssituaties, en dan hoeft het niet eens dat we verloren hebben, maar bijvoorbeeld als een bepaalde tactiek niet goed uitpakt. Dat is gewoon frustrerend. Dan klap ik er soms op bij jongens die dat liever niet hebben. Dat zijn jongens, die ik gewoon, als ik rustig ben, zeg ‘kom even, één op één, wat is er loos?’ Daar houd ik rekening mee, maar ik geef eerlijk toe dat het een onderdeel is waar bijvoorbeeld Jochem Twisker sterk in is. Hij is gewoon wat rustiger. En ik ben emotioneel en impulsief en ik klap er gelijk op van ‘ja, dit hebben wij niet afgesproken’.
En dat is dan meer in wedstrijdsituaties. In trainingssituaties heb je natuurlijk meer tijd om het stil te zetten.
Ja, om het stop te zetten. Ik ontplof elk kwartaal wel een keer. Daar kun je de klok op gelijk zetten. Ik heb er wel oprecht spijt van. Ik maak het ook altijd in een gesprek goed. Maar ja, ik snap wel dat de spelers in het begin denken van ‘Wat gebeurt hier?’.
Het gaat natuurlijk om presteren. Het blijkt toch vaak een uitdaging om niet de hele tijd op het resultaat te focussen. De kunst is om heel taakgericht bezig te zijn. Alleen, vaak lukt dat dan op een training wel, dan voel je de druk niet zo. Maar als het zaterdag is en er staat een paar duizend man te schreeuwen, dan is het vaak lastig om op die taak te blijven focussen. Hoe ga jij daar mee om?
Eigenlijk door alleen maar, in algemene zin, te focussen op de afspraken. En als dat goed gaat dan zeg ik altijd ‘Als wij goed voetbal spelen winnen we vanzelf’. En wat goed voetbal is bepalen we samen. Dus dat probeer ik. Eigenlijk is dat de strekking van de hele weg. Ik heb het wel ervaren tijdens de derby met IJsselmeervogels. Ik heb de thuisderby heel anders aangepakt dan de uitderby. Ik besef heel goed dat ik weet dat ze zenuwachtig zijn, want ze spelen niet elke week voor achtduizend man. Of in ieder geval dat zij spanning hebben. En toen dacht ik de eerste keer ‘Ik ga het niet over winnen hebben, juist helemaal niet, maar eigenlijk komt het erop neer geef nu gewoon alles en dan is het goed’. En haal ik allemaal persoonlijke dingen, hun gezin, kinderen, erbij. Helemaal niks over voetbal. Wat zag ik? Het kwam volop binnen bij hen. Er zaten mensen met tranen in hun ogen. Toen dacht ik ‘Oké, dit is geslaagd’. Maar daardoor legden zij, denk ik, zichzelf een beetje druk op ofzo en waren ze best wel verstijfd. Toen dacht ik, dat ga ik de tweede keer niet meer doen. Toen had ik het alleen over het voetbal. ‘Boys, we weten wat we kunnen. We gaan volop aanvallend spelen en wij gaan gewoon doen wat wij altijd doen. Daar komt het op neer’. We hebben die wedstrijd gelijk gespeeld, maar het eerste half uur, denk ik, dat we 4 – 0 voor hadden moeten staan. Zo vrij, het kan toeval zijn, maar ik zou de volgende keer wel weer kiezen voor die tweede.
Ja, mooi. Dan moet ik denken aan de legendarische basketbalcoach John Wooden uit Amerika. Hij heeft vele kampioenschappen op zijn naam staan in het collegebasketbal bij UCLA. Zijn filosofie was ook om het nooit over winnen te hebben. Hij gebruikte dat woord uit principe niet. Het belangrijkste was om je uiterste best te doen en dus zeer taakgericht. Hij zag het winnen als een gevolg. En dat is het natuurlijk ook. Het is zo verleidelijk om het zo snel over winnen te hebben. Maar het is uiteindelijk ruis.
Honderd procent mee eens. En dat komt ook omdat voetbal, ook weer met supporters, superconservatief is. Ik had gister nog een voorbeeld daarover. Als het verlies is, is alles slecht. Ik had vorig jaar een tactisch iets dat in mijn optiek volledig goed uitpakte. We kregen er kansen door, maar die scoorden we niet. Uiteindelijk verloren we met 3 – 0, en ik werd overladen met commentaar. ‘Hoe kun je hem nu rechtsback zetten, dit en dat’. Met zo iemand ga ik dan niet in gesprek, want hij heeft zijn mening al klaar. Wat heeft het voor zin? Ik sta er nog steeds achter. Het verschil hier is, dat bijna alle trainers daarin meegaan. Ook op mij heeft het invloed. Dat geef ik eerlijk toe. Want de volgende keer ga ik toch nadenken ‘’Zal ik hem weer rechtsback zetten?’ En dat moet je, denk ik, doorbreken.
Je hebt het al een beetje gezegd hoe je het als team en individueel aanvliegt. Als team heb je doelen en elke speler heeft bijvoorbeeld andere persoonlijke doelen.
Sommigen zeggen eerst het team en dan het individu. Ik ga zelf altijd eerst voor het individu, daar geloof ik in. Als iemand mij niet gelooft, als ik met diegene geen band heb, dan heeft de inhoud allemaal geen zin. Natuurlijk begin je met wat je als team moet doen. Nu was dat zo duidelijk: lijfsbehoud. Maar dat snappen zij zelf ook prima. En dan vanuit het individu naar het team.
Dan heb je het ook over een werkrelatie. Als bijvoorbeeld in mijn werk als sportpsycholoog er geen goede werkrelatie is, is succes bij voorbaat kansloos. Dan hoef je niet eens te beginnen. Dat geldt voor jou natuurlijk net zo. Hoe je werkrelatie met je spelers of werknemers is, kun je als een gegeven zien of iets om echt op in te spelen, eraan werken eigenlijk. In jouw voorbeeld dat je alle spelers één op één spreekt en er ook even omheen bespreekt hoe hun leven eruitziet. Dan ben je gelijk met die werkrelatie bezig.
Eens. Ik geloof erin, ook vanuit mijn werk, als je iemand voor je wil winnen, een relatie wil verbeteren of hoe je het noemen wil. Dan heb je oprechte interesse nodig. En dat gaat verder dan alleen voetbal. Want hoe iemand zijn werk of relatie gaat heeft invloed. En hij mag van mij bepalen wat hij deelt. Dat heeft gewoon invloed. En misschien kan ik hem ergens helpen, en misschien ook niet. Daar geloof ik in.
Zie jij, omdat je ook ondernemer bent met werknemers en in de sales zit waar het over relaties gaat, parallellen met je werk als trainer?

Ja volledig, gewoon één op één. Daar zit ook mijn voetbalvisie in of andersom. Het begint ermee dat mensen vertrouwen, ruimte en waardering voelen. Want zij zijn allemaal ondersteunend aan de taak. Iedereen snapt hier zelf ook wel of ze de targets wel of niet gehaald hebben, of dat we gewonnen hebben of verloren. Dat proberen wij hier ook. Want ik zeg ‘Als we goed voetbal spelen gaan we winnen’. Als wij in ons werk de principes uitvoeren die we afspreken, die leiden tot goede sales, dan gaan de opdrachten vanzelf vallen. Focus nu op beter voetbal spelen. Dat is wat we proberen. Dat proberen we één op één, inhoudelijk, en met mensen net zo. We zijn met drie compagnons, ik denk dat ik de directste en hardste ben. Als het op inzet komt, ben ik heel gauw

klaar. Je mag van mij duizend fouten maken, maar niet op inzet. Dat mag ook nog wel eens een keer, iedereen heeft wel eens een mindere dag. Maar dan wordt dat wel gelijk besproken, zo van ‘waar zit dat hem in?’.

Zijn er ook verschillen tussen ondernemerschap en het trainerschap?

Ja, het verschil is dat we bij Match-Day alleen met hoger opgeleiden werken. En in de voetbalwereld heb je met allerlei denkniveaus te maken. Daar moet je je boodschap op aanpassen. Dat is het grote verschil. Mij lachten ze ook wel eens uit, zo van ‘dit gaat echt veel te ver, maat’. Maar ik vond het ook grappig. Zo van, lach mij maar uit. Ik pakte heel vaak statistieken erbij. ‘Oké, uit deze situaties wordt juist heel vaak gescoord of uit deze niet. Of joh, heb je al wel gezien dat we zo vaak balverlies lijden op dit stuk?’ Dat vonden ze grappig, dat gaat voor veel spelers veel te diep. Ik snapte best dat er maar heel weinig zijn die dat interessant vonden. Maar ik wilde wel steeds laten zien dat het geen gelul uit de ruimte is. Dat het onderbouwd is. Dat vond ik grappig om te zien. Met de een heb je het heel gedetailleerd over spelsituaties, en bij de ander moet je dat gewoon loslaten. Die speler doet het gewoon op intuïtie. En weten waar de lat ligt in het denken. Dat is ook wel iets waar ik moeite mee heb. Zo bevooroordeeld ben je als mens. Als ik denk ‘die gozer zit daar en daar op school, die is slim genoeg om dit te begrijpen’ dan vind ik het heel moeilijk dat hij het niet begrijpt. Maar ik ken ook mensen die op leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) zaten, die in het voetbal het spelinzicht zo ontwikkeld hadden. Als het ware universiteit keer drie.

Dus moet je toch proberen daar zo open minded mogelijk in te gaan.

Ja, want het zegt niks. Als iemand bij wijze van spreken achter de vuilniswagen staat, zegt dat niks over zijn spelinzicht.

Hoe is het om als Spakenburger trainer te zijn van een Spakenburgse voetbalclub?
Ik snap wel dat Jochem Twisker altijd zei tegen mij van tevoren: ‘besef wel dat je er woont’. Want ik rij weg, en de tijd ertussen gaat het even niet over Spakenburg. Misschien twee telefoontjes. Dat is ook zo. Dat maakt het ook mooi, maar ook intens. Je komt er wel moeilijk van los.
Wat is het belangrijkste dat je van het afgelopen seizoen geleerd hebt?

Sowieso dat eerlijkheid en openheid enorm werken richting je spelers en staf. Dat iedereen fouten maakt, die ga je gewoon maken. Alleen als je dan een relatie hebt opgebouwd, is dat veel sneller opgelost.

echt buitencategorie. Want als hij zelf dacht ‘dit heb ik misschien niet handig aangepakt’, ging hij gelijk zitten en het oplossen.

En of je wint of verliest, de bakker is gewoon open! Die druk komt heel vaak bij jezelf vandaan. Ik had soms ook moeite om het los te laten. Bij mij gaat het dan meestal in werklust zitten. Dan ga ik zoveel beelden kijken en zoveel voorbereiden. Je moet het ook een beetje relativeren, hoe graag je het ook wil. Want die druk maakt je in heel veel gevallen niet beter. Als het de negatieve kant op gaat.

Dit jaar heb je een sabbatical als trainer genomen, wat is daar de reden voor?

Ik ben natuurlijk ondernemer, daar gaat 50 uur in de week in zitten minimaal. En zo’n club, zoals ik het benader, kost me gewoon 30 uur. Je hebt de avonden dat je er moet zijn, de gesprekken met de spelers, de beelden die je bekijkt. Dat was heel intens. Maar ook privé, want je bent nooit thuis en ik heb een jong gezin. Ik wist ook dat er al een nieuwe trainer voor het volgende seizoen was aangesteld, voordat ik interim-trainer werd. Maar als ze hadden gezegd ‘je mag blijven’ dan was het, denk ik, toch gaan kriebelen, moet ik eerlijk zeggen. Maar op een gegeven moment heb ik wel besloten dat ik het nieuwe seizoen geen trainer wilde zijn. Ik had in de Tweede divisie bij een andere club werkzaam kunnen zijn. Maar ik heb gezegd dat ik dat niet ga doen, want dan komt er ook nog eens reizen bij. Dus ja, dat ga ik een jaar niet doen. En dan wil ik kijken of het echt een onderdeel is van mijn leven dat ik per se terug wil. Die kans is aanwezig, groot zelfs, maar als het niet zo is, is het ook prima.

Je wilt er wel volledig achterstaan dus. Betekent dit dat je nog niet echt helder hebt wat je ambities zijn op trainersvlak?
Waar ik achter gekomen ben is dat je niet én als ondernemer én als trainer Champions League kan spelen. Dat is gewoon te veel. En als vader en partner, eigenlijk is dat nummer één natuurlijk. Dat gaat niet. Dat dacht ik, maar dat gaat niet. Want je gaat ergens steken laten vallen. En als je van Champions League niveau naar Europa League niveau gaat kan dat voor anderen nog goed genoeg zijn of voor jezelf. Alleen ja, ik wil dat niet. Ik wil de dingen die ik doe op Champions League niveau. Maar ja, dan is het heel moeilijk te combineren. Dus dat is iets wat ik rustig wil laten bezinken. Privé mag er eigenlijk nooit onder lijden. Ik durf gerust te zeggen, dat heeft het wel. Want je bent gewoon een hele zaterdag weg. Die tijd gaat ten koste van een ijsje kopen met mijn dochters bijvoorbeeld. Daar wil ik gewoon over nadenken of ik dat wel wil. Ik sta volledig achter deze sabbatical. Ik heb één aanbieding gehad. Jochem Twisker zei ‘je bent echt gek dat je daar niet over gaat praten’. Maar ik wil niet enthousiast worden daarover.
En wat zijn je ambities als ondernemer?
Die ambities zijn eigenlijk grenzeloos. Samen met mijn compagnons hebben we nooit de ambitie gehad om heel veel geld te verdienen. Dat is niet de drijfveer. Dat is weer het gevolg, net als met voetbal, van goed ondernemen. En het gaat nu hartstikke goed. Weet je, ik woon prima in een normale rijtjeswoning. Ik rij een Opel Corsa, dat hoeft ook helemaal geen Range Rover te worden. Daar heb ik helemaal geen zin in. Maar ik wil wel impact maken in de zin van verschillende dingen doen waarmee ik het leven van mensen beter kan maken. Wij hebben Match-Arbo, Mufasa een online marketingbureau en we zijn nu gestart met Carrière Makelaar. En eigenlijk is het idee van Carrière Makelaar de mantra van deze hele gedachte. Wij geloven dat iedereen recht heeft op een carrière waar ze gelukkig van worden. Dat roepen alle uitzendbureaus natuurlijk, maar wij willen dat echt. Eigenlijk zou ik het liefste 10 tot 20 ondernemingen hebben, die we helpen opzetten. En anderen die daar dan in doorgroeien.
Dat gaat ook over zingeving en betekenisgeving. En dat zal je ook ervaren met de generatie waar wij inzitten en de generatie na ons. Jij hebt bijvoorbeeld allemaal jonge mensen in dienst. Zin- en betekenisgeving worden steeds belangrijker. Als je dan kijkt naar onze ouders, die dachten daar niet over na. Maar dat is nu echt anders, niet?

Ik denk dat die generatie van onze ouders dat ook wel ergens voelt. Maar als je daar nooit over praat, dan houdt het op. Want ik weet nog dat ik bij ’t Stoepje stopte. Mijn ouders werden helemaal gek. Je hebt net een huis gekocht, dit en dat, je hebt een goede baan. Ik zeg, ten eerste weten jullie niet of het een goede baan is. En ten tweede, ik zit met tranen in mijn ogen. Ik ben half depressief, ik word hier niet gelukkig van. Toen snapten ze het wel.

Bij Match-Day denken wij daar nu al veel meer over na. Daarom is hier denk ik ook bijna geen verloop. Zo van, ‘Wat wil jij? Ga nu jezelf niet voor de gek houden dat je dit leuk vindt als je dit niet leuk vindt. Want wat wil je dan? Ik word niet boos als je iets anders wil. Maar misschien is dat andere iets waar ik je mee kan helpen.’ We merken dat dit nu pas begint te komen, omdat we eerst natuurlijk een proces op moesten zetten om te kunnen leven. Dat gaat prima, en nu willen we door.

De Kronkels 9a,
3752 LM Bunschoten