Voor het eerste interview hebben we gelijk een mooie binnenkomer. Chris de Graaf is ondernemer en de voetbaltrainer die vorig jaar SV Spakenburg in de Tweede divisie van degradatie heeft behoed. Halverwege het seizoen stapte hij in als interim-trainer terwijl Spakenburg op degraderen stond. Op knappe wijze heeft hij als trainer zijn doel behaald om Spakenburg weer veilig te laten spelen. Daarnaast is hij succesvol ondernemer met Match-Day, een salesbedrijf dat bedrijven helpt met het binnenhalen van nieuwe klanten. Zeer interessant dus om te horen hoe mentale factoren van invloed zijn op het presteren op het voetbalveld en in het ondernemen.
Die lijn loopt eigenlijk gelijk met voetbal. Ik heb een aardige omschakeling in mijn mindset gemaakt. Van mijn 18e tot mijn 25e was ik wel een lastig mannetje. Niet in de zin van rare dingen, maar wel moeilijk in de omgang, ook op school en in mijn werk. Ik heb bijvoorbeeld best lang over mijn studie gedaan. Ik heb het nooit zo op werken gehad. Totdat ik bij ’t Stoepje (Market Food Group) onder Peter Marcel Beukers kwam te werken. En hij heeft mij drie jaar lang onder zijn vleugels genomen. Hij nam mij mee op meetings om dingen te leren en dat deed ik volop.
Op een gegeven moment ben ik met Jorg Hartog, die ook mijn beste vriend is, gaan nadenken om zelf te ondernemen. In loondienst voelde als een gevangenis, van 9 tot 5 werken wilde ik niet meer. Zo zijn we Match-Day begonnen met helemaal niks. We hadden beiden net een huis gekocht en hadden nul euro inkomsten. Dat is echt de mooiste drive die er is. Als we in het begin klanten binnenhaalden, zat ik met tranen in mijn ogen, zo blij was ik. Want ik wist wat de gevolgen waren.
Ik ben zelf enorm geïnteresseerd in de mentale kan van het voetbal. Ik denk dat het voetbal één van de meest conservatieve omgevingen is waar je kan zijn. Ik ben enorm fan van Johan Cruijff. En hij zei jaren geleden al: ‘Iedereen roept maar wat en mag het ook maar roepen. Ongefundeerde kritiek’. En dat is in Spakenburg nog veel erger, hè? De tribune zit maar te gillen, ‘wisselen, die vent’ na een kwartier.
En de druk op de spelers is altijd enorm. Vooral vergeleken met andere ploegen in de competitie. Iedereen die betrokken is bij IJsselmeervogels of Spakenburg zal dit herkennen. ‘Als ze eerst maar van het dijkje af zijn, moet ik het nog effe zien’ is een mooie oneliner. Als zij ergens anders presteren, zijn zij heel goede voetballers. Dan komen ze hier spelen en zakken ze door het ijs. En gaan ze weer weg dan bloeien ze weer op. Dan kun je wel zeggen dat het de druk is. Er is ook een verschil tussen moeten winnen of mogen winnen. Ik zeg niet dat we de cultuur hoeven te veranderen, maar we kunnen misschien wel mensen helpen om daarmee beter om te gaan. En daar is in principe 0,0 aandacht voor.
Ja, ik wil weten wat voor mens er achter de speler zit en wat iemand drijft. Dat vind ik heel belangrijk. Die belangstelling komt puur vanuit mijn werk. Iedereen die bij Match-Day komt wil nieuwe klanten, maar wat ieder van hen drijft is een groot verschil. En dat is met spelers ook. Ik moet hun doelen weten. Dus dat is één.
Een ander voorbeeld is visualiseren. Ikzelf visualiseer vaak. Iedereen denkt dat je dan op een bepaalde manier moet gaan zitten, maar ik doe het op mijn eigen manier. Ik doe gewoon wat ik denk dat werkt. Daar wordt in het begin een beetje om gelachen. Mij boeit dat niet. Ik blijf gewoon doorgaan met visualiseren. Ik zeg ook gewoon eerlijk, als jullie mij uitlachen dat moet je zelf weten. Ik probeer zo een veilige cultuur neer te zetten, waarin je dingen mag zeggen. Als jullie het raar vinden, prima. Dan doe je het niet. Mij helpt het enorm als ik dingen voor me zie. Dat het al gelukt is. Stapje voor stapje gaan de spelers daar dan in mee. Een jongen kwam naar me toe. Hij vertelde mij dat hij er in het begin om zat te lachen, maar dat hij nu hij een zware blessure heeft, bij de KNVB meemaakt dat het visualiseren in de revalidatie gebruikt wordt om het herstel te bevorderen.
Visualisatie pas ikzelf toe in besprekingen. Bij mij is de voorbereiding heel intens. Voor mij is een voetbalwedstrijd een schaakspel. Ik ben heel onrustig totdat ik voor mijn gevoel de tactiek heb. Als ik die heb, dan zie ik die letterlijk voor me. Ik heb thuis een bord, daarop zit ik alleen maar te schuiven. Wat zijn de valkuilen? Maar dan zie ik het voor me. Ik ben daar zo van overtuigd. De spelers zien ook dat het niet nep is. Dat het geen act is. Ik zeg tegen hen ‘Eigenlijk komt het erop neer, dat als wij dit doen, geloof mij nu maar, dan winnen we honderd procent zeker!’ Daar komt het op neer. Dat is wat ik bedoel met visualiseren. Ik heb het al gezien eigenlijk. Ik zeg vaak ‘Ik heb het al gezien, het moet alleen nog maar gebeuren’. Daar geloof ik heilig in.
Ja, dat klopt. Heeft het ook te maken met ‘practice what you preach’? Dus dat jij als trainer het eigenlijk laat zien. Dat heeft natuurlijk een hele positieve werking op je spelers.
Sowieso begint het steeds meer te komen, de aandacht voor het mentale. Noa Lang, zo’n hele stoere gast, die wel eerlijk toegeeft dat hij met een sportpsycholoog praat. Door dat soort gasten verschuift het langzaam van ‘het is een zwakte’ – niet dat ik dat vind, hè – naar ‘ik wil gewoon op alle vlakken beter worden’. Iedere voetballer weet dat het mentale je kan maken of breken. Want als het mentaal niet goed zit, houdt het gewoon op.
Een eerste goede stap zou al zijn dat als je bij Spakenburg of IJsselmeervogels komt spelen, je eerst een gesprek met een soort vertrouwenspersoon hebt, dat mag ook de trainer zijn. ‘Deze omgeving is, ga ik je nu vast vertellen, compleet anders dan jij gewend bent. Jij gaat uitgescholden worden, jij gaat kritiek krijgen, ze gaan om wissels vragen binnen 15 minuten. En nu denk jij dat het jou niks doet, dat denkt iedereen. Dat boeit mij niks, ja dat klopt. Totdat je twee, drie keer verliest. Je wil heel graag winnen en jij maakt die fout, en dan?’ Ik heb het zelf gezien. In één week moesten we thuis tegen ASWH. De druk was niet normaal, want we stonden op degraderen. Dezelfde jongens konden niet eens van a naar b over vijf meter spelen. Allemaal bij profclubs gezeten, hè. We winnen, waardoor eigenlijk de druk helemaal wegvalt, want we zijn zo goed als veilig. Die zaterdag spelen we tegen de Treffers, die veel beter zijn dan ASWH. Zij zijn drie kwartier niet eens op onze helft geweest. Ja, je gaat mij niet vertellen dat ik in drie dagen die spelers zoveel beter heb gemaakt. Dat vergeet ik niet, dat is iets dat moeilijk is te vangen. Van de dinsdag naar de zaterdag. Maar als ik dat al zie, zie ik hele goede voetballers die heel slecht kunnen zijn door mentale factoren.
Ja volledig, gewoon één op één. Daar zit ook mijn voetbalvisie in of andersom. Het begint ermee dat mensen vertrouwen, ruimte en waardering voelen. Want zij zijn allemaal ondersteunend aan de taak. Iedereen snapt hier zelf ook wel of ze de targets wel of niet gehaald hebben, of dat we gewonnen hebben of verloren. Dat proberen wij hier ook. Want ik zeg ‘Als we goed voetbal spelen gaan we winnen’. Als wij in ons werk de principes uitvoeren die we afspreken, die leiden tot goede sales, dan gaan de opdrachten vanzelf vallen. Focus nu op beter voetbal spelen. Dat is wat we proberen. Dat proberen we één op één, inhoudelijk, en met mensen net zo. We zijn met drie compagnons, ik denk dat ik de directste en hardste ben. Als het op inzet komt, ben ik heel gauw
klaar. Je mag van mij duizend fouten maken, maar niet op inzet. Dat mag ook nog wel eens een keer, iedereen heeft wel eens een mindere dag. Maar dan wordt dat wel gelijk besproken, zo van ‘waar zit dat hem in?’.
Ja, het verschil is dat we bij Match-Day alleen met hoger opgeleiden werken. En in de voetbalwereld heb je met allerlei denkniveaus te maken. Daar moet je je boodschap op aanpassen. Dat is het grote verschil. Mij lachten ze ook wel eens uit, zo van ‘dit gaat echt veel te ver, maat’. Maar ik vond het ook grappig. Zo van, lach mij maar uit. Ik pakte heel vaak statistieken erbij. ‘Oké, uit deze situaties wordt juist heel vaak gescoord of uit deze niet. Of joh, heb je al wel gezien dat we zo vaak balverlies lijden op dit stuk?’ Dat vonden ze grappig, dat gaat voor veel spelers veel te diep. Ik snapte best dat er maar heel weinig zijn die dat interessant vonden. Maar ik wilde wel steeds laten zien dat het geen gelul uit de ruimte is. Dat het onderbouwd is. Dat vond ik grappig om te zien. Met de een heb je het heel gedetailleerd over spelsituaties, en bij de ander moet je dat gewoon loslaten. Die speler doet het gewoon op intuïtie. En weten waar de lat ligt in het denken. Dat is ook wel iets waar ik moeite mee heb. Zo bevooroordeeld ben je als mens. Als ik denk ‘die gozer zit daar en daar op school, die is slim genoeg om dit te begrijpen’ dan vind ik het heel moeilijk dat hij het niet begrijpt. Maar ik ken ook mensen die op leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) zaten, die in het voetbal het spelinzicht zo ontwikkeld hadden. Als het ware universiteit keer drie.
Dus moet je toch proberen daar zo open minded mogelijk in te gaan.
Ja, want het zegt niks. Als iemand bij wijze van spreken achter de vuilniswagen staat, zegt dat niks over zijn spelinzicht.
Sowieso dat eerlijkheid en openheid enorm werken richting je spelers en staf. Dat iedereen fouten maakt, die ga je gewoon maken. Alleen als je dan een relatie hebt opgebouwd, is dat veel sneller opgelost.
echt buitencategorie. Want als hij zelf dacht ‘dit heb ik misschien niet handig aangepakt’, ging hij gelijk zitten en het oplossen.
En of je wint of verliest, de bakker is gewoon open! Die druk komt heel vaak bij jezelf vandaan. Ik had soms ook moeite om het los te laten. Bij mij gaat het dan meestal in werklust zitten. Dan ga ik zoveel beelden kijken en zoveel voorbereiden. Je moet het ook een beetje relativeren, hoe graag je het ook wil. Want die druk maakt je in heel veel gevallen niet beter. Als het de negatieve kant op gaat.
Ik ben natuurlijk ondernemer, daar gaat 50 uur in de week in zitten minimaal. En zo’n club, zoals ik het benader, kost me gewoon 30 uur. Je hebt de avonden dat je er moet zijn, de gesprekken met de spelers, de beelden die je bekijkt. Dat was heel intens. Maar ook privé, want je bent nooit thuis en ik heb een jong gezin. Ik wist ook dat er al een nieuwe trainer voor het volgende seizoen was aangesteld, voordat ik interim-trainer werd. Maar als ze hadden gezegd ‘je mag blijven’ dan was het, denk ik, toch gaan kriebelen, moet ik eerlijk zeggen. Maar op een gegeven moment heb ik wel besloten dat ik het nieuwe seizoen geen trainer wilde zijn. Ik had in de Tweede divisie bij een andere club werkzaam kunnen zijn. Maar ik heb gezegd dat ik dat niet ga doen, want dan komt er ook nog eens reizen bij. Dus ja, dat ga ik een jaar niet doen. En dan wil ik kijken of het echt een onderdeel is van mijn leven dat ik per se terug wil. Die kans is aanwezig, groot zelfs, maar als het niet zo is, is het ook prima.
Ik denk dat die generatie van onze ouders dat ook wel ergens voelt. Maar als je daar nooit over praat, dan houdt het op. Want ik weet nog dat ik bij ’t Stoepje stopte. Mijn ouders werden helemaal gek. Je hebt net een huis gekocht, dit en dat, je hebt een goede baan. Ik zeg, ten eerste weten jullie niet of het een goede baan is. En ten tweede, ik zit met tranen in mijn ogen. Ik ben half depressief, ik word hier niet gelukkig van. Toen snapten ze het wel.
Bij Match-Day denken wij daar nu al veel meer over na. Daarom is hier denk ik ook bijna geen verloop. Zo van, ‘Wat wil jij? Ga nu jezelf niet voor de gek houden dat je dit leuk vindt als je dit niet leuk vindt. Want wat wil je dan? Ik word niet boos als je iets anders wil. Maar misschien is dat andere iets waar ik je mee kan helpen.’ We merken dat dit nu pas begint te komen, omdat we eerst natuurlijk een proces op moesten zetten om te kunnen leven. Dat gaat prima, en nu willen we door.