Deze maand een interview met topvoetbalster Esmee de Graaf. Na vier seizoenen op het hoogste niveau in Engeland, bij West Ham United en Leicester City, komt zij dit jaar uit in de Vrouwen Eredivisie bij Feyenoord. De verdediger geeft een inkijkje in het topsportleven van een voetbalster. Door haar ervaringen in Engeland kan zij goed de verschillen met Nederland benoemen. Daarnaast heeft zij in Engeland een ernstige knieblessure gehad, waardoor zij een jaar uit competitie lag. Zij legt uit hoe ze daarmee om is gegaan en wat haar heeft geholpen in haar revalidatie. Verder hebben we het over haar mindset en het belang van plezier in wat je doet.
![](https://www.highimpactperformance.nl/wp-content/uploads/2022/11/E1-.jpeg)
Nadat ik mijn zwemdiploma gehaald had, mocht ik een sport kiezen. Meidenvoetbal was er al wel bij de ‘blauwen’ (SV Spakenburg), maar nog niet bij de ‘rooien’ (IJsselmeervogels). En ik ben toch echt wel voor de rooien. Omdat er op dat moment nog geen voetbal voor mij was, heb ik eerst basketbal en tennis uitgeprobeerd, totdat er een advertentie in de krant stond voor meisjesvoetbal bij IJsselmeervogels. Toen heb ik mij ingeschreven en kwam ik in het eerste meisjesteam dat is opgericht bij IJsselmeervogels.
Op een gegeven moment werd ik eigenlijk te goed voor de meisjes en ben ik voor een jaar of drie gaan meetrainen met de jongens. Op mijn 16e ben ik naar SV Saestum in Zeist gegaan. Dat speelde het tweede niveau vrouwenvoetbal in Nederland, topklasse. En toen zat ik ineens in een team met allemaal vrouwen van 28, 29, 30 jaar.
Ja, dat was een seniorenteam en ik was net 16. Daar heb ik twee jaar gevoetbald en zijn we kampioen geworden. Ondertussen volgde ik de lerarenopleiding voor lichamelijke opvoeding, de Calo, in Zwolle. Ik scoorde best wel veel in de competitie met als gevolg dat PEC Zwolle vroeg of ik bij Zwolle wilde komen voetballen. Dat kwam goed uit, want ik studeerde daar al. Ik ging daar nu ook voetballen en uiteindelijk wonen. Dat heb ik drie jaar gedaan.
Op een gegeven moment werd ik opgeroepen voor het Nederlands Elftal, helemaal ‘out of the blue’. Ik was bijna klaar met studeren en dacht: wat wil ik nou eigenlijk? Wil ik een maatschappelijk carrière of een voetbalcarrière? Als het Nederlands Elftal iets in mij ziet, dan kan ik het altijd proberen. En zo ben ik naar het buitenland gegaan. Twee jaar heb ik bij West Ham United in Londen gevoetbald en daarna twee jaar bij Leicester City.
Bij West Ham United heb ik mijn kruisband gescheurd. Dus dan ga je naar het buitenland voor voetbal en heb je ineens geen voetbal meer. Het duurt een jaar voordat je terug bent op het veld na zo’n blessure. Kwam ik net terug van die blessure, begon de coronapandemie. De competitie werd stopgezet en West Ham United zei: “Je mag in principe blijven, maar als een andere club voor je komt of als je weg wil, dan is het ook goed”. Toen dacht ik: als zij dat zeggen, dan willen ze me misschien liever niet.
Toen ik naar Engeland ging, had iedereen daar wel zijn gedachten over. Ik sprak nog geen woord Engels en had een 3,5 voor mijn examen. Iedereen dacht dat ik dat niet zou volhouden. Misschien dacht ik dat zelf ook wel een beetje, maar ik wilde het gewoon proberen en zou wel zien waar het schip strandt. Uiteindelijk heb ik vier jaar in Engeland gespeeld. Na vier jaar verlangde ik ernaar om terug te zijn bij mijn familie en vrienden. Ik ben echt een familiemens.
Mijn vader werd ziek in het laatste jaar dat ik bij Leicester City speelde. Gelukkig is hij weer beter. Maar toen zat ik daar, kon ik verder vrijwel niks. Ik kon wel FaceTimen met hem en de familie, maar ik wilde er ook echt voor hen zijn. Bij elkaar op de koffie bijvoorbeeld, dat zijn dan hele waardevolle momenten. Dat realiseerde ik mij pas toen ik niet in Nederland zat.
Na die knieblessure ben ik teruggekomen aan de top en heb ik dat seizoen bijna alle wedstrijden gespeeld in Engeland. Dat vond ik een mooi moment om het boek dicht te doen en terug te gaan naar Nederland om hier op het hoogste niveau te voetballen. De timing en het gevoel waren goed.
Ambitie hebben zij zeker. Een mooie club, toch?
Voor voetbal in het algemeen, als je op een hoger niveau komt, denk ik dat er een bepaalde druk op je ligt en er een bepaalde verwachting van je is. Zoals nu bij Feyenoord, je bent wel Feyenoord en niet één van de onderste teams in de competitie. Er wordt zeker iets van je verwacht.
Binnen het vrouwenvoetbal is nog niet veel aandacht voor de mentale kant van het presteren. Wij hebben nog niet iemand op de club gehad die over deze dingen komt praten. Je kan altijd dingen met de trainer bespreken, maar hij heeft ook zijn eigen tactische dingen. Dat maakt het lastiger om er iets over te zeggen. Misschien gebeurt het bij bijvoorbeeld Ajax of PSV wel. Dat weet ik niet.
De teams, waarin ik heb gespeeld, hebben nog niet samengewerkt met een sportpsycholoog of soortgelijk iemand. Maar ik denk wel dat het goed is. Want of het nu om het mannen- of vrouwenvoetbal gaat, er is toch een bepaalde druk om te presteren. De één gaat daar makkelijker mee om dan de ander. De één kan het makkelijker loslaten als een doelpunt door de directe tegenstander is gescoord of als je wordt uitgekafferd op de tribunes. Ik ben daar best nuchter in. Ik denk dan: ‘Ja, het is maar een spelletje.’ Maar begrijp me niet verkeerd: natuurlijk wil ik wel altijd winnen! Ik denk dat sommige meiden er baat kunnen hebben bij iemand met wie ze kunnen praten. Iemand die los staat van het voetbal eigenlijk.
Ik denk dat het goed is als er binnen de club iemand is, met wie je kan praten. Dat je weet dat er iemand is voor als er een probleem is of om iemand beter te maken, te versterken, zoals jij dat noemt. Bij Feyenoord zou ik niet kunnen zeggen wie dat zou kunnen zijn.
Ik heb altijd zoiets gehad van: ‘Als je er plezier in hebt, gaat het vanzelf’. En tot nu toe, ik ben nu 25, heb ik alle jaren met plezier gevoetbald. Ook vorig seizoen, toen we veel verloren, leerde ik elke dag weer meer op de training. Als je er zo ingaat, zo het trainingsveld opkomt met de gedachte dat je elke keer weer meer kan leren, dan haal je je plezier ook uit het proces.
Nu ik wat ouder ben, probeer ik andere spelers te helpen. Vergeleken met de jongere meiden die net komen kijken ben ik één van de oudere spelers met ervaring. Als het dan een keer niet gaat op de training, help ik die meiden verder.
Vanuit mezelf ben ik best positief en ik heb altijd wel zin om te trainen. Als je dat niet hebt, moet je je wel afvragen of je nog wel op je plek bent. Want je moet niet iets doen, dat je niet leuk vindt. Daar ben ik honderd procent van overtuigd.
Ja, dat snap ik wel. Je kan jezelf helemaal vastpinnen op de score en natuurlijk gaat het uiteindelijk elk weekend om drie punten pakken. Op het scorebord staat of je gewonnen hebt en de punten op de ranglijst tellen. Mensen vragen altijd als eerste: ‘Heb je gewonnen?’ Zo kijkt iedereen. Dat is logisch. Maar het gaat ook om het proces.
Soms kost iets tijd. Kijk bijvoorbeeld nu bij Ajax. Die trainer heeft het zwaar en krijgt alleen maar kritiek. Maar vergeet niet, dat hij net nieuw is en hij een heel team moet bouwen. Dan gaat het qua resultaten even niet lekker. De buitenwereld ziet alleen dat resultaat, maar hij is met een heel team bezig om uiteindelijk tot een goed Ajax te komen. Dat vergeten veel mensen nog wel eens.
Vorig jaar bij Leicester City werd heel veel geld in de club gestoken, maar we bleven verliezen. Het spel werd wel steeds beter, maar daar koop je er niks voor, want je hebt nog steeds geen punten. Uiteindelijk hebben we wel van onze directe concurrent twee keer gewonnen. Dat gaf ons zes punten voorsprong op hen en daardoor zijn we niet gedegradeerd. Twee keer van hen winnen betekent handhaving. Dat was ons echte doel. Dat wilden wij bereiken en dat is ons ook gelukt.
En natuurlijk, dat je eraf gaat tegen Manchester City of Arsenal? Dat zijn wereldteams. Ik heb met 9-0 van Chelsea verloren. Ik kan je vertellen dat dat niet leuk is. Ook nog eens precies toen mijn ouders voor het allereerst in Leicester waren. Maar ja, dat zijn dan ook wel de beste spelers van de wereld, tegen wie je dan speelt.
De eerste weken van mijn revalidatie heb ik in Engeland gedaan. Alles wat kapot kon was kapot in mijn knie. Ik moest eerst acht weken in een brace. Daarna ben ik geopereerd in Engeland. Toen ben ik in Zeist bij de KNVB verder gaan revalideren, totdat ik weer kon meedoen met het team. Dat was het moment om weer terug te gaan naar Engeland.
Als je daar zit in Engeland met je knie in zo’n brace en die meiden gaan elke dag het veld op. Dan denk je: ‘Had ik daar maar gelopen’. Of als mensen geen zin hadden om te trainen, dan ik dacht: ‘Wees blij dat je kan trainen’. Het is dan fijn om niet bij je team te zijn. Ik heb het team natuurlijk wel gevolgd, maar ik hoef niet te zien dat zij wel het veld opgingen.
In Zeist heb ik een heel goede tijd gehad. Daar had ik een groepje jongens uit de Eredivisie en revalideerden we met z’n allen. Wessel Dammers, speelt nu bij Willem II, had bijna op dezelfde dag als ik zijn kruisband gescheurd. Wij deden bijna alles samen, maar zagen nooit ons eigen team. We waren altijd in Zeist en hadden onze eigen doelen en stappen. Als je voor het eerst weer je knie helemaal kan strekken, of voor het eerst weer je voetbalschoenen aandoen, of voor het eerst weer een bochtje draaien met je knie, dan denk je: ‘Wow’. Dat lijken heel kleine stapjes, als je het zelf niet meegemaakt hebt.
De dag waarop het gebeurde dacht ik wel van: ‘Shit, een jaar? Dat houd ik helemaal niet vol’. Daarna heb ik gelijk de knop omgezet en gezegd: ‘Ik kan hier wel bij de pakken neerzitten, maar dan wordt het nooit beter’. Ik heb aan de fysiotherapeut gevraagd wat ik kan doen om het zo snel mogelijk te herstellen. Tijdens de revalidatie heb je normaal ook nog wel tegenslagen, maar bij mij is het eigenlijk best goed gegaan. Na de operatie kon ik gelijk mijn knie strekken en buigen en ik heb nooit veel vocht gehad. Dat maakte het vast makkelijker. Want in Zeist waren ook jongens in de groep, die na drie keer rennen op het veld weer een dikke knie hadden. Dat is moeilijk. Maar voor mij is het heel goed verlopen.
Het klinkt gek, maar ik vond het haast leuk om met die jongens te revalideren. Als je in een team voetbalt heb je altijd dat teamgevoel. Als je dan zo’n blessure krijgt, ben je een individu in het team. Je doet niet mee, je hoort er niet bij. Door in Zeist te revalideren had ik toch een soort van teamgevoel met de anderen. Iedereen daar heeft dezelfde blessure. Iedereen heeft zo’n stomme knie. We hielpen elkaar er doorheen. Bijvoorbeeld als iemand voor het eerst zijn voetbalschoenen aandeed, was iedereen super blij voor diegene. Ook als iemand er omheen liep op krukken, dan zag ook hij wat het doel was. En vooral het ouwehoeren met de jongens, dat vond ik zo grappig. Dat was leuk. Heel anders dan bij het vrouwenvoetbal.
Engeland is echt een voetballand. Dat merk je in alles. Hoe professioneel de hele competitie is. Hoeveel geld vanuit de bond in het vrouwenvoetbal wordt gestoken. En dat merk je ook in de competitie: alle teams zijn fulltime profs. Alle meiden krijgen fulltime betaald. In Nederland is dat helaas nog niet zo. Dat heb je alleen bij Ajax, Twente en PSV waar de spelers kunnen rondkomen. Bij Feyenoord ook nog niet. Ik werk nog drie dagen als gymdocent op een basisschool in Rotterdam. Het is snel tasje pakken en snel door naar trainen. Dat is wel echt het grootste verschil met Engeland.
Bij Leicester City hadden we het voor elkaar, dat wij trainden op het oude mannencomplex. De mannen waren net verhuisd naar een gloednieuw complex met bizar veel velden en van alles het nieuwste van het nieuwste. Wij hadden dan hun oude complex, maar zo hadden wij wel vijf of zes velden voor ons zelf, inclusief een sportschool zo groot als een voetbalveld. Het eten werd bereid door een kok, ja echt bizar. En nu neem ik mijn eigen broodtrommeltje mee. En dat is helemaal niet erg, maar wel een duidelijk verschil. In Engeland kon ik echt 24/7 topsporter zijn. Dat kan in Nederland niet, en dat heeft echt met geld te maken.
Aan de andere kant zat ik in Engeland vaak op een dag vrij te denken: ‘Wat gaan we vandaag eens doen?’ Je zit daar alleen en je teamgenoten zitten in hetzelfde schuitje. Dat klinkt een beetje negatief, maar ook zij hebben hun familie en vrienden niet om zich heen. Ook zij zijn verhuisd vanuit alle kanten in de wereld. Op die dagen zochten we elkaar op. Dan gingen we in London koffie doen, een keer ergens lunchen of bowlen. Hier in Nederland ben je wel dicht bij familie en vrienden. Als echt familiemens vind ik dat heel fijn. Bijvoorbeeld vandaag ben ik een dag vrij en ga ik zo lekker met mijn moeder winkelen. Dat kon ik daar niet doen.
Dat wisselt en hangt af van wanneer de wedstrijd is. Vaak spelen wij op vrijdagavond. Dan ben ik van maandag tot en met donderdag op de club en zijn we op zaterdag en zondag vrij. Dan heb je echt een weekend vrij. Dat gaf voor mij wel de doorslag om weer naar Nederland te gaan. Maar nu spelen we tot en met de kerst bijna alles op zondag. Dan is het maandag trainen, dinsdag vrij, woensdag en donderdag trainen, vrijdag vrij, en dan zaterdag trainen.
In Engeland kwam je ’s ochtends op de club en dan was alles meer verspreid over de dag. Daar hadden we de tijd voor. Maar nu werk ik van 8:30 uur tot 14:00 uur als gymdocent op een basisschool, heb ik krap een half uur om de hele gymzaal op te ruimen, mijn tas te pakken en snel naar trainen te gaan, want om 14:30 uur begint de sportschool. Dus eigenlijk zit ik niet op mijn kont tot 19.30 uur. Dat is niet erg, maar wel pittig soms. Daar moet ik aan wennen.
Het is grappig. Bij Feyenoord spreek ik veel meiden, die nog naar het buitenland willen. Dat heb ik eigenlijk al gehad en ik ben heel blij dat ik dat heb gedaan. Als ik over twee jaar naar Spanje kan, dan ga ik dat niet doen. Dat klinkt misschien gek, maar ik heb het al gezien. Natuurlijk, als het Nederlands Elftal belt ga ik echt geen nee zeggen. Iedereen zou supertrots zijn om voor je land uit te mogen komen. Maar als ze niet bellen lig ik daar niet wakker van. Alles wat een doorsnee topvoetbalster wil doen, in het buitenland voetballen en in het Nederlands Elftal spelen, heb ik al gedaan.
Toch wil ik met Feyenoord echt nog die stap maken om ooit een keer de voorronde van de Champions League te spelen. Dat lijkt me echt wel heel vet. Want Feyenoord staat echt nog in de kinderschoenen. Dit is, zoals gezegd, pas het tweede seizoen. Ze hebben het helemaal opgebouwd vanuit de Academy met jeugdteams, en uiteindelijk willen ze echt naar die top. En om daar onderdeel van te mogen zijn lijkt mij een heel mooie ambitie.
Ik kijk altijd naar de speler op mijn positie, ook bij het mannenvoetbal. Natuurlijk hoop ik dat het Nederlandse Elftal wint. En dat moet ook wel als je de poule ziet, denkt heel Nederland. Dat is een bepaalde verwachting. Verder kijk ik hoe Louis van Gaal het gaat doen met zijn tactiek en hoe ze staan. Daarvan kan je leren. Eigenlijk wat ze in Engeland al deden met zo’n opkomende back heeft Nederland nu ook een tijdje gedaan. Dan denk je van ‘Hé, grappig zij doen het zo’.
Soms kan je vrouwenvoetbal en mannenvoetbal niet met elkaar vergelijken en soms zijn er wel raakvlakken en dingen, die je mee kan nemen in je eigen training of wedstrijd.
Het komt weer terug op dat punt van druk, waarmee we begonnen. Van Nederland wordt verwacht dat zij sowieso die poule doorkomen. Maar als dat dan niet gebeurt, dan wat? Dan worden zij daar raar op aangekeken. Dan moet Virgil van Dijk voor de camera komen en vertellen waar het misging. Zij zijn echt wel wat gewend, nog veel meer dan wij. Zij hebben elke week zo’n wedstrijd, waarin zij moeten presteren. Voor de spelers van het Nederlands Elftal hoop ik dat ze het goed gaan doen.
Maar nogmaals, zij hebben echt wel een druk. Er wordt heel wat van je verwacht, want je bent wel Nederland, en Nederland is een voetballand. Je hebt genoeg goede spelers die goed kunnen voetballen. Louis van Gaal is ook tijdens het WK van Brazilië derde geworden met een team waar niemand iets van verwachtte.
Precies, al moeten de elf spelers op het veld het natuurlijk laten zien in de wedstrijd, maar alles eromheen maakt het dat zij wel kunnen presteren. Als team ben je niet alleen de elf die tijdens de wedstrijd op het veld staan, maar ook de andere spelers die meegaan. Waarschijnlijk gaan ze met een groep van 23 tot 26 spelers. Zij trainen vaak als tegenstanders op de training. Zo ben je minstens zo belangrijk, als wanneer je op het veld staat tijdens de wedstrijd. Daarbij heb je ook de mensen in de staf, verzorgers en alle anderen die betrokken zijn om het zo goed mogelijk te maken voor iedereen. Je bent in die zin één groot team.
Louis van Gaal heeft van die groep spelers in Brazilië echt een team gemaakt. Ik heb wel gemerkt met de verschillende trainers, dat de één dat veel beter kan dan de ander. Vaak hoef je niet de beste spelers te hebben op papier, maar als je echt een team bent en je wilt hard werken voor elkaar dan ben je vaak nog wel de winnaar van de wedstrijd ook.
Dan kijk ik naar het sociale aspect: dat ik zoveel mensen ken door het voetbal. Dat ik overal waar ik kom altijd wel iemand ken. Dat is zo waardevol. Als je in je woonplaats werkt en daar niet vaak uitkomt dan kan je wereldje best klein zijn. Mijn moeder zegt altijd ‘Jij kent ook altijd iedereen’. Als ik kijk naar Nederland, dan ken ik mensen van Groningen tot Maastricht. Zij zijn niet allemaal heel goede vrienden, maar wel leuke contacten met wie ik prima een paar uur op een terras kan kletsen. Dat vind ik heel leuk.
Het vrouwenvoetbal wereldje is zo klein, dat je elkaar allemaal kent. Dat is het positieve dat ik eruit haal. Daarnaast heb ik heel mooie dingen mogen meemaken. Ik ben bijvoorbeeld met een EK onder 17 in Oekraïne geweest. Dat bedenkt nu ook niemand meer. En naar IJsland en Portugal om toernooien te spelen. Dat zijn belevenissen die niemand mij kan afpakken.
Dat je altijd plezier moet houden in wat je doet. Als je er geen zin meer in hebt, moet je echt oprecht nadenken of topsport nog wel wat voor je is. Wil ik dit nog echt wel? Dat het ook echt je intrinsieke motivatie moet zijn, dat het niet van buitenaf opgelegd kan worden. Je moet het echt zelf willen. Als je er niet voor honderd procent achter staat, hoef je er niet aan te beginnen. Dat vind ik het belangrijkst.
Zo ben ik ook opgevoed. Mijn ouders hebben mij nooit gepusht, echt nooit. Ze zeiden altijd ‘Wil je het? Het is aan jou’. En dat is misschien ook wel wat ik sommige ouders langs de lijn wil meegeven. Dat vind ik best zielig voor die kinderen. Je hoeft niet allemaal supergoed te kunnen sporten. Echt niet, iedereen is goed in zijn of haar ding.