Interview met Esmee de Graaf

Deze maand een interview met topvoetbalster Esmee de Graaf. Na vier seizoenen op het hoogste niveau in Engeland, bij West Ham United en Leicester City, komt zij dit jaar uit in de Vrouwen Eredivisie bij Feyenoord. De verdediger geeft een inkijkje in het topsportleven van een voetbalster. Door haar ervaringen in Engeland kan zij goed de verschillen met Nederland benoemen. Daarnaast heeft zij in Engeland een ernstige knieblessure gehad, waardoor zij een jaar uit competitie lag. Zij legt uit hoe ze daarmee om is gegaan en wat haar heeft geholpen in haar revalidatie. Verder hebben we het over haar mindset en het belang van plezier in wat je doet.

Esmee, ben je gelijk begonnen met voetbal toen je klein was?

Nadat ik mijn zwemdiploma gehaald had, mocht ik een sport kiezen. Meidenvoetbal was er al wel bij de ‘blauwen’ (SV Spakenburg), maar nog niet bij de ‘rooien’ (IJsselmeervogels). En ik ben toch echt wel voor de rooien. Omdat er op dat moment nog geen voetbal voor mij was, heb ik eerst basketbal en tennis uitgeprobeerd, totdat er een advertentie in de krant stond voor meisjesvoetbal bij IJsselmeervogels. Toen heb ik mij ingeschreven en kwam ik in het eerste meisjesteam dat is opgericht bij IJsselmeervogels.

Op een gegeven moment werd ik eigenlijk te goed voor de meisjes en ben ik voor een jaar of drie gaan meetrainen met de jongens. Op mijn 16e ben ik naar SV Saestum in Zeist gegaan. Dat speelde het tweede niveau vrouwenvoetbal in Nederland, topklasse. En toen zat ik ineens in een team met allemaal vrouwen van 28, 29, 30 jaar.

Dat was een seniorenteam?

Ja, dat was een seniorenteam en ik was net 16. Daar heb ik twee jaar gevoetbald en zijn we kampioen geworden. Ondertussen volgde ik de lerarenopleiding voor lichamelijke opvoeding, de Calo, in Zwolle. Ik scoorde best wel veel in de competitie met als gevolg dat PEC Zwolle vroeg of ik bij Zwolle wilde komen voetballen. Dat kwam goed uit, want ik studeerde daar al. Ik ging daar nu ook voetballen en uiteindelijk wonen. Dat heb ik drie jaar gedaan.

Op een gegeven moment werd ik opgeroepen voor het Nederlands Elftal, helemaal ‘out of the blue’. Ik was bijna klaar met studeren en dacht: wat wil ik nou eigenlijk? Wil ik een maatschappelijk carrière of een voetbalcarrière? Als het Nederlands Elftal iets in mij ziet, dan kan ik het altijd proberen. En zo ben ik naar het buitenland gegaan. Twee jaar heb ik bij West Ham United in Londen gevoetbald en daarna twee jaar bij Leicester City.

Bij West Ham United heb ik mijn kruisband gescheurd. Dus dan ga je naar het buitenland voor voetbal en heb je ineens geen voetbal meer. Het duurt een jaar voordat je terug bent op het veld na zo’n blessure. Kwam ik net terug van die blessure, begon de coronapandemie. De competitie werd stopgezet en West Ham United zei: “Je mag in principe blijven, maar als een andere club voor je komt of als je weg wil, dan is het ook goed”. Toen dacht ik: als zij dat zeggen, dan willen ze me misschien liever niet.

Dat klinkt niet echt positief.
Nee, precies. Na zo’n blessure is het belangrijk om heel veel voetbalminuten te maken. Daarom ik ben opzoek gegaan naar een club, die mij dat kon bieden. Leicester City speelde toen nog het tweede niveau van Engeland. Er is in deze club veel geld gestoken om kampioen te worden om mee te kunnen draaien in de top. En dat is gelukt! We zijn in het eerste jaar, dat ik daar speelde, kampioen geworden. En ik heb nog een jaar op het hoogste niveau gevoetbald bij Leicester City
Wat heeft je doen besluiten om terug te komen naar Nederland?

Toen ik naar Engeland ging, had iedereen daar wel zijn gedachten over. Ik sprak nog geen woord Engels en had een 3,5 voor mijn examen. Iedereen dacht dat ik dat niet zou volhouden. Misschien dacht ik dat zelf ook wel een beetje, maar ik wilde het gewoon proberen en zou wel zien waar het schip strandt. Uiteindelijk heb ik vier jaar in Engeland gespeeld. Na vier jaar verlangde ik ernaar om terug te zijn bij mijn familie en vrienden. Ik ben echt een familiemens.

Mijn vader werd ziek in het laatste jaar dat ik bij Leicester City speelde. Gelukkig is hij weer beter. Maar toen zat ik daar, kon ik verder vrijwel niks. Ik kon wel FaceTimen met hem en de familie, maar ik wilde er ook echt voor hen zijn. Bij elkaar op de koffie bijvoorbeeld, dat zijn dan hele waardevolle momenten. Dat realiseerde ik mij pas toen ik niet in Nederland zat.

Na die knieblessure ben ik teruggekomen aan de top en heb ik dat seizoen bijna alle wedstrijden gespeeld in Engeland. Dat vond ik een mooi moment om het boek dicht te doen en terug te gaan naar Nederland om hier op het hoogste niveau te voetballen. De timing en het gevoel waren goed.

En de keuze voor Feyenoord?
Afgelopen januari heb ik bij mijn spelersagent aangegeven dat ik terug wilde naar Nederland. Zij heeft contact gelegd met verschillende clubs. Zelf ben ik supporter van Feyenoord. Om dan te voetballen voor die club is natuurlijk heel vet. Daar heb ik bewust voor gekozen. Het vrouwenelftal is eigenlijk net begonnen. Dit is hun tweede seizoen. Het elftal staat eigenlijk nog in de kinderschoenen, maar heeft als doel te gaan voor de top drie, het kampioenschap en de voorrondes van Champions League.
Feyenoord heeft ambitie, dat is duidelijk.

Ambitie hebben zij zeker. Een mooie club, toch?

Heeft het elftal vorig seizoen de klassieker Ajax – Feyenoord in de Kuip gespeeld?
Jazeker, afgelopen mei met een volle bak publiek. Dat was echt vet en is wat ik dit seizoen wil doen.
Het vrouwenvoetbal leeft inmiddels wel.
Dat klopt, er zijn steeds meer supporters bij de competitiewedstrijden. Nu komen ook mannen kijken bij vrouwenvoetbal. Dat geeft wel aan dat het echt leeft. En vooral de supporters in Rotterdam zijn die hard fans voor de hele club, of het nu voor de mannen, vrouwen of jeugd is. Dat zijn echt goede supporters!
Je hebt de fysieke, technische, tactische en mentale kant van het presteren op topniveau. Kan je aangeven hoeveel aandacht er is voor de mentale kant? Hoe zit het met die kant volgens jou?

Voor voetbal in het algemeen, als je op een hoger niveau komt, denk ik dat er een bepaalde druk op je ligt en er een bepaalde verwachting van je is. Zoals nu bij Feyenoord, je bent wel Feyenoord en niet één van de onderste teams in de competitie. Er wordt zeker iets van je verwacht.

Binnen het vrouwenvoetbal is nog niet veel aandacht voor de mentale kant van het presteren. Wij hebben nog niet iemand op de club gehad die over deze dingen komt praten. Je kan altijd dingen met de trainer bespreken, maar hij heeft ook zijn eigen tactische dingen. Dat maakt het lastiger om er iets over te zeggen. Misschien gebeurt het bij bijvoorbeeld Ajax of PSV wel. Dat weet ik niet.

De teams, waarin ik heb gespeeld, hebben nog niet samengewerkt met een sportpsycholoog of soortgelijk iemand. Maar ik denk wel dat het goed is. Want of het nu om het mannen- of vrouwenvoetbal gaat, er is toch een bepaalde druk om te presteren. De één gaat daar makkelijker mee om dan de ander. De één kan het makkelijker loslaten als een doelpunt door de directe tegenstander is gescoord of als je wordt uitgekafferd op de tribunes. Ik ben daar best nuchter in. Ik denk dan: ‘Ja, het is maar een spelletje.’ Maar begrijp me niet verkeerd: natuurlijk wil ik wel altijd winnen! Ik denk dat sommige meiden er baat kunnen hebben bij iemand met wie ze kunnen praten. Iemand die los staat van het voetbal eigenlijk.

Bij psychologie of een psycholoog denken mensen al snel dat er iets aan de hand moet zijn. Dat merk ik in de dagelijkse praktijk. In de sportpsychologie is een groot gedeelte gericht op versterken. Het gaat al goed, maar hoe kan je het nog beter krijgen?
Dat beeld speelt ook wel een beetje in het voetbal. Zelf zou ik ook denken, dat je pas aan de bel trekt als er iets mis is. Terwijl het ook al goed kan gaan, zoals je zegt, en er mentaal wat te verbeteren valt.
Ongetwijfeld moet je aan fysieke training doen. Zo kan je mentale training ook zien. Er is een heel aantal mentale vaardigheden om beter te kunnen presteren. Net zoals je je spieren traint, kan je die mentale vaardigheden ook trainen.
Zo’n training heb ik bij de clubs waar ik heb gespeeld nooit gehad. Ongetwijfeld zal dat bij de mannen al wel gebeuren.
Inderdaad ja, dat hoor ik zeker terug.
Toen ik twee keer mee was met het Nederlands Elftal was er wel een sportpsycholoog, die dieper inging op mentale zaken. Zij had het bijvoorbeeld over de persoonlijkheidstypes binnen het team, over verschillende soorten mensen. Tegen de één kan je heel direct zijn en tegen een ander persoon moet je dat weer anders doen. Dat vond ik interessant. Maar ik ben maar twee keer mee geweest. Het team zat al in dat proces, dat ik verder niet zo goed heb meegekregen.
Wat vind jij dat er binnen het voetbal, met al je ervaring, nog zou mogen gebeuren op het mentale vlak?

Ik denk dat het goed is als er binnen de club iemand is, met wie je kan praten. Dat je weet dat er iemand is voor als er een probleem is of om iemand beter te maken, te versterken, zoals jij dat noemt. Bij Feyenoord zou ik niet kunnen zeggen wie dat zou kunnen zijn.

Die persoon zou los moeten staan van de trainer, volgens mij. Want de dingen die je bespreekt met de trainer neemt hij vaak toch mee in zijn achterhoofd. Ik zeg maar wat, zo van: ‘Zij heeft daar problemen mee en dat heeft misschien invloed op haar spel’. Dat zouden trainers kunnen denken. Als je in plaats van de trainer iemand neerzet, die misschien helemaal geen verstand heeft van voetbal maar wel van de mentale kant, dan nodigt dat meer uit om met zo iemand te praten of te sparren.
Iemand die echt onafhankelijk is?
Ja, dat. Maar goed, vooral in het vrouwenvoetbal, en dat merk je steeds meer, gaat het echt wel om geld, of eigenlijk het gebrek daaraan. En dat is zonde. De mannen hebben zo iemand waarschijnlijk wel.
In Engeland had je wel een vertrouwenspersoon.
Ja, en die vrouw had echt geen verstand van voetbal. Zij had dan wel contact met de trainer, maar niet inhoudelijk. Ik weet niet of dat echt mentaal was, maar het ging meer over het welzijn. Zo’n vertrouwenspersoon is wel wat anders dan een sportpsycholoog.
Hoe is jouw eigen mindset voor voetbal?

Ik heb altijd zoiets gehad van: ‘Als je er plezier in hebt, gaat het vanzelf’. En tot nu toe, ik ben nu 25, heb ik alle jaren met plezier gevoetbald. Ook vorig seizoen, toen we veel verloren, leerde ik elke dag weer meer op de training. Als je er zo ingaat, zo het trainingsveld opkomt met de gedachte dat je elke keer weer meer kan leren, dan haal je je plezier ook uit het proces.

Nu ik wat ouder ben, probeer ik andere spelers te helpen. Vergeleken met de jongere meiden die net komen kijken ben ik één van de oudere spelers met ervaring. Als het dan een keer niet gaat op de training, help ik die meiden verder.

Vanuit mezelf ben ik best positief en ik heb altijd wel zin om te trainen. Als je dat niet hebt, moet je je wel afvragen of je nog wel op je plek bent. Want je moet niet iets doen, dat je niet leuk vindt. Daar ben ik honderd procent van overtuigd.

Dus je intrinsieke motivatie, je motivatie van binnenuit dat je het leuk vindt om te doen is heel duidelijk aanwezig?
Jazeker!
Die motivatie is heel belangrijk om het vol te houden. Ik hoor je ook zeggen dat je elke keer iets nieuws wil leren, dus dat je ontwikkelingsgericht bent.
Meestal wel, maar soms ook wel eens niet. Dan zijn er genoeg mensen, zoals assistent-trainers of de trainer, met wie ik kan sparren over wat ik nou eigenlijk heb gedaan vandaag. Dat hoeft niet na elke training, maar die mogelijkheid is er wel.
Je kan resultaatgericht zijn. Je kijkt dan bijvoorbeeld naar de score en vergelijkt jezelf dan met anderen. Of je bent meer taakgericht. Je kijkt dan bijvoorbeeld of het beter gaat dan gisteren en vergelijkt je met jezelf. Uit onderzoek blijkt dat taakgericht bezig zijn voor de langere termijn voor betere resultaten zorgt.

Ja, dat snap ik wel. Je kan jezelf helemaal vastpinnen op de score en natuurlijk gaat het uiteindelijk elk weekend om drie punten pakken. Op het scorebord staat of je gewonnen hebt en de punten op de ranglijst tellen. Mensen vragen altijd als eerste: ‘Heb je gewonnen?’ Zo kijkt iedereen. Dat is logisch. Maar het gaat ook om het proces.

Soms kost iets tijd. Kijk bijvoorbeeld nu bij Ajax. Die trainer heeft het zwaar en krijgt alleen maar kritiek. Maar vergeet niet, dat hij net nieuw is en hij een heel team moet bouwen. Dan gaat het qua resultaten even niet lekker. De buitenwereld ziet alleen dat resultaat, maar hij is met een heel team bezig om uiteindelijk tot een goed Ajax te komen. Dat vergeten veel mensen nog wel eens.

Mensen zijn geneigd, precies zoals je zegt, om als eerste te vragen ‘Heb je gewonnen?’. Terwijl de eerste vraag zou mogen zijn ‘Heb je lekker gespeeld?’. Het resultaat is daar meer het gevolg van. Het gaat natuurlijk wel om presteren, maar het is een andere insteek.
Stel dat wij bij Feyenoord totaal niet presteren en na zoveel wedstrijden onderaan staan. Dan denken mensen ook: ‘Waar steken we dat geld eigenlijk in? Wat zijn jullie eigenlijk aan het doen? Leuk dat je plezier hebt, maar er moet wel gepresteerd worden.’ Er wordt zeker veel van je verwacht.
Natuurlijk, maar als je verliest dan heb je waarschijnlijk ook niet lekker gespeeld. Het is hoe je ernaar kijkt. Het uiteindelijke doel is nog steeds dat je presteert.

Vorig jaar bij Leicester City werd heel veel geld in de club gestoken, maar we bleven verliezen. Het spel werd wel steeds beter, maar daar koop je er niks voor, want je hebt nog steeds geen punten. Uiteindelijk hebben we wel van onze directe concurrent twee keer gewonnen. Dat gaf ons zes punten voorsprong op hen en daardoor zijn we niet gedegradeerd. Twee keer van hen winnen betekent handhaving. Dat was ons echte doel. Dat wilden wij bereiken en dat is ons ook gelukt.

En natuurlijk, dat je eraf gaat tegen Manchester City of Arsenal? Dat zijn wereldteams. Ik heb met 9-0 van Chelsea verloren. Ik kan je vertellen dat dat niet leuk is. Ook nog eens precies toen mijn ouders voor het allereerst in Leicester waren. Maar ja, dat zijn dan ook wel de beste spelers van de wereld, tegen wie je dan speelt.

Je vertelde dat je je kruisband hebt gescheurd. Dat is een fikse blessure, waar je een jaar voor moest uittrekken om terug te komen aan de top. Een bijkomende factor was dat je in Engeland en dus niet in Nederland was op dat moment. Ben je volledig in Engeland gerevalideerd?

De eerste weken van mijn revalidatie heb ik in Engeland gedaan. Alles wat kapot kon was kapot in mijn knie. Ik moest eerst acht weken in een brace. Daarna ben ik geopereerd in Engeland. Toen ben ik in Zeist bij de KNVB verder gaan revalideren, totdat ik weer kon meedoen met het team. Dat was het moment om weer terug te gaan naar Engeland.

Als je daar zit in Engeland met je knie in zo’n brace en die meiden gaan elke dag het veld op. Dan denk je: ‘Had ik daar maar gelopen’. Of als mensen geen zin hadden om te trainen, dan ik dacht: ‘Wees blij dat je kan trainen’. Het is dan fijn om niet bij je team te zijn. Ik heb het team natuurlijk wel gevolgd, maar ik hoef niet te zien dat zij wel het veld opgingen.

In Zeist heb ik een heel goede tijd gehad. Daar had ik een groepje jongens uit de Eredivisie en revalideerden we met z’n allen. Wessel Dammers, speelt nu bij Willem II, had bijna op dezelfde dag als ik zijn kruisband gescheurd. Wij deden bijna alles samen, maar zagen nooit ons eigen team. We waren altijd in Zeist en hadden onze eigen doelen en stappen. Als je voor het eerst weer je knie helemaal kan strekken, of voor het eerst weer je voetbalschoenen aandoen, of voor het eerst weer een bochtje draaien met je knie, dan denk je: ‘Wow’. Dat lijken heel kleine stapjes, als je het zelf niet meegemaakt hebt.

Hoe ben je met deze tegenslag omgegaan?

De dag waarop het gebeurde dacht ik wel van: ‘Shit, een jaar? Dat houd ik helemaal niet vol’. Daarna heb ik gelijk de knop omgezet en gezegd: ‘Ik kan hier wel bij de pakken neerzitten, maar dan wordt het nooit beter’. Ik heb aan de fysiotherapeut gevraagd wat ik kan doen om het zo snel mogelijk te herstellen. Tijdens de revalidatie heb je normaal ook nog wel tegenslagen, maar bij mij is het eigenlijk best goed gegaan. Na de operatie kon ik gelijk mijn knie strekken en buigen en ik heb nooit veel vocht gehad. Dat maakte het vast makkelijker. Want in Zeist waren ook jongens in de groep, die na drie keer rennen op het veld weer een dikke knie hadden. Dat is moeilijk. Maar voor mij is het heel goed verlopen.

Het klinkt gek, maar ik vond het haast leuk om met die jongens te revalideren. Als je in een team voetbalt heb je altijd dat teamgevoel. Als je dan zo’n blessure krijgt, ben je een individu in het team. Je doet niet mee, je hoort er niet bij. Door in Zeist te revalideren had ik toch een soort van teamgevoel met de anderen. Iedereen daar heeft dezelfde blessure. Iedereen heeft zo’n stomme knie. We hielpen elkaar er doorheen. Bijvoorbeeld als iemand voor het eerst zijn voetbalschoenen aandeed, was iedereen super blij voor diegene. Ook als iemand er omheen liep op krukken, dan zag ook hij wat het doel was. En vooral het ouwehoeren met de jongens, dat vond ik zo grappig. Dat was leuk. Heel anders dan bij het vrouwenvoetbal.

Dat is interessant. Werkt de kracht van het samen doen dan mee in het proces?
Het is je eigen knie en je moet het uiteindelijk alleen doen. Maar het is anders als je met z’n allen in de sportschool staat, met z’n allen naar buiten gaat of met z’n allen gaat lunchen. Ik vind het leuk om met z’n allen, met een team, met een groep, een bepaalde prestatie neer te zetten. Zo was het revalideren, het terugkomen die prestatie.
Mooi, zoals je dat vertelt. Zo kan de groep je een extra boost geven.
Natuurlijk heb je er dagen tussen zitten, waarop je geen zin hebt of dat het tegen zit. Dan help je elkaar en trek je elkaar er doorheen.
De sportcultuur in het voetbal verschilt vast tussen Engeland en Nederland. Wat is jou daarin opgevallen?

Engeland is echt een voetballand. Dat merk je in alles. Hoe professioneel de hele competitie is. Hoeveel geld vanuit de bond in het vrouwenvoetbal wordt gestoken. En dat merk je ook in de competitie: alle teams zijn fulltime profs. Alle meiden krijgen fulltime betaald. In Nederland is dat helaas nog niet zo. Dat heb je alleen bij Ajax, Twente en PSV waar de spelers kunnen rondkomen. Bij Feyenoord ook nog niet. Ik werk nog drie dagen als gymdocent op een basisschool in Rotterdam. Het is snel tasje pakken en snel door naar trainen. Dat is wel echt het grootste verschil met Engeland.

Bij Leicester City hadden we het voor elkaar, dat wij trainden op het oude mannencomplex. De mannen waren net verhuisd naar een gloednieuw complex met bizar veel velden en van alles het nieuwste van het nieuwste. Wij hadden dan hun oude complex, maar zo hadden wij wel vijf of zes velden voor ons zelf, inclusief een sportschool zo groot als een voetbalveld. Het eten werd bereid door een kok, ja echt bizar. En nu neem ik mijn eigen broodtrommeltje mee. En dat is helemaal niet erg, maar wel een duidelijk verschil. In Engeland kon ik echt 24/7 topsporter zijn. Dat kan in Nederland niet, en dat heeft echt met geld te maken.

Aan de andere kant zat ik in Engeland vaak op een dag vrij te denken: ‘Wat gaan we vandaag eens doen?’ Je zit daar alleen en je teamgenoten zitten in hetzelfde schuitje. Dat klinkt een beetje negatief, maar ook zij hebben hun familie en vrienden niet om zich heen. Ook zij zijn verhuisd vanuit alle kanten in de wereld. Op die dagen zochten we elkaar op. Dan gingen we in London koffie doen, een keer ergens lunchen of bowlen. Hier in Nederland ben je wel dicht bij familie en vrienden. Als echt familiemens vind ik dat heel fijn. Bijvoorbeeld vandaag ben ik een dag vrij en ga ik zo lekker met mijn moeder winkelen. Dat kon ik daar niet doen.

Hoe ziet een week er voor jou uit?

Dat wisselt en hangt af van wanneer de wedstrijd is. Vaak spelen wij op vrijdagavond. Dan ben ik van maandag tot en met donderdag op de club en zijn we op zaterdag en zondag vrij. Dan heb je echt een weekend vrij. Dat gaf voor mij wel de doorslag om weer naar Nederland te gaan. Maar nu spelen we tot en met de kerst bijna alles op zondag. Dan is het maandag trainen, dinsdag vrij, woensdag en donderdag trainen, vrijdag vrij, en dan zaterdag trainen.

In Engeland kwam je ’s ochtends op de club en dan was alles meer verspreid over de dag. Daar hadden we de tijd voor. Maar nu werk ik van 8:30 uur tot 14:00 uur als gymdocent op een basisschool, heb ik krap een half uur om de hele gymzaal op te ruimen, mijn tas te pakken en snel naar trainen te gaan, want om 14:30 uur begint de sportschool. Dus eigenlijk zit ik niet op mijn kont tot 19.30 uur. Dat is niet erg, maar wel pittig soms. Daar moet ik aan wennen.

Werken of studeren je teamgenoten er ook allemaal bij?
Het team is best wel jong. Veel meiden gaan nog naar school. De vier of vijf oudere meiden, van rond mijn leeftijd, die werken ook allemaal. Dat is prima te combineren. Ik heb best een fysiek beroep, want in een gymzaal sta je niet stil. Dat is wel anders dan op kantoor werken. Maar goed, ik heb gelukkig veel energie.
Zo’n duale carrière, zoals dat heet, heeft voor- en nadelen. Wat zijn voor jou de voordelen dat je een baan hebt naast je voetbalcarrière?
Als ik werk heb ik even niks te maken met voetbal. Het switchen tussen voetbal, maatschappelijke werk en familie en vrienden is veel makkelijker. Toen ik Engeland zat, ging het eigenlijk altijd over voetbal. Als ik met die meiden koffie ging doen, je kent elkaar van het voetbal, dus waar gaat het dan over? Over het voetbal, over het team of over de trainer. Het ging alleen maar over voetbal. Ik stond eigenlijk constant aan. Nu is het juist wel eens lekker om het over iets anders te hebben, om even niet de hele tijd voetbal in je hoofd te hebben.
Zo komt naar voren dat je identiteit, wie je bent, niet alleen maar ‘Esmee de voetbalster’ is. Je bent ook gymdocent, dochter, vriendin, noem maar op. Dat er meer balans in zit.
Jazeker. Veel mensen kennen mij van het voetbal en dat is heel leuk. Maar het is altijd: ‘Hoe gaat het met voetbal?’ en nooit zo van: ‘Hoe gaat het met jou?’ En dat klinkt heel duf, maar ik ben ook gewoon nog een mens, een dochter, een goede vriendin en weet ik wat allemaal. Dat is het fijne van mijn vriendinnen van thuis. Zij vragen waarschijnlijk één keer ‘En, hoe was het met voetbal?’ maar weten niet eens wat buitenspel is. Zij hebben nu kinderen en dan gaat het bijvoorbeeld daarover. Dat vind ik echt heel fijn, gewoon heerlijk.
Een nadeel van een duale carrière is dat je soms druk kan zijn of moet haasten om op de club te komen. Voetbal kan ook gelijk een goede uitlaatklep zijn. Dan werkt het twee kanten op. Ook voor straks, je gaat een keer stoppen natuurlijk, heb je dan al wat anders om op terug te vallen.
Ja, en dat is fijn. Daarom ben ik blij dat ik mijn Calo-opleiding heb afgemaakt. Tijdens mijn opleiding had ik de keuze om naar een andere club te gaan. Dan had ik van school moeten wisselen en zou ik twee jaar van mijn opleiding moeten missen. Ik heb bewust gekozen om dat niet te doen. Ik heb op dat moment nee durven zeggen om ook voor mijn maatschappelijke carrière te kiezen. Daar ben ik nu blij mee, anders had ik nu nog een opleiding moeten doen. Ik zag het niet zitten om weer helemaal vanaf nul te beginnen.
Heb jij nog bepaalde ambities of doelen als voetbalster?

Het is grappig. Bij Feyenoord spreek ik veel meiden, die nog naar het buitenland willen. Dat heb ik eigenlijk al gehad en ik ben heel blij dat ik dat heb gedaan. Als ik over twee jaar naar Spanje kan, dan ga ik dat niet doen. Dat klinkt misschien gek, maar ik heb het al gezien. Natuurlijk, als het Nederlands Elftal belt ga ik echt geen nee zeggen. Iedereen zou supertrots zijn om voor je land uit te mogen komen. Maar als ze niet bellen lig ik daar niet wakker van. Alles wat een doorsnee topvoetbalster wil doen, in het buitenland voetballen en in het Nederlands Elftal spelen, heb ik al gedaan.

Toch wil ik met Feyenoord echt nog die stap maken om ooit een keer de voorronde van de Champions League te spelen. Dat lijkt me echt wel heel vet. Want Feyenoord staat echt nog in de kinderschoenen. Dit is, zoals gezegd, pas het tweede seizoen. Ze hebben het helemaal opgebouwd vanuit de Academy met jeugdteams, en uiteindelijk willen ze echt naar die top. En om daar onderdeel van te mogen zijn lijkt mij een heel mooie ambitie.

Heb je ook ambities op andere vlakken?
Mijn opleiding tot gymdocent heb ik afgerond en het werk vind ik heel leuk om te doen. Later wil ik wel terugkeren naar het voetbal in de rol van trainer. Ik heb nog geen trainerspapieren, maar dat lijkt me heel leuk. Met jeugdelftallen met meisjes en bijvoorbeeld een team onder 16 van de KNVB. Ik vergeet nooit meer toen ikzelf voor het eerst meeging naar Portugal met het team onder 16. Om daar bij te zijn met die meiden, dat lijkt me oprecht heel cool.
Het WK voetbal komt eraan. Hoe kijk jij als topsporter naar zo’n toernooi en het Nederlands Elftal?

Ik kijk altijd naar de speler op mijn positie, ook bij het mannenvoetbal. Natuurlijk hoop ik dat het Nederlandse Elftal wint. En dat moet ook wel als je de poule ziet, denkt heel Nederland. Dat is een bepaalde verwachting. Verder kijk ik hoe Louis van Gaal het gaat doen met zijn tactiek en hoe ze staan. Daarvan kan je leren. Eigenlijk wat ze in Engeland al deden met zo’n opkomende back heeft Nederland nu ook een tijdje gedaan. Dan denk je van ‘Hé, grappig zij doen het zo’.

Soms kan je vrouwenvoetbal en mannenvoetbal niet met elkaar vergelijken en soms zijn er wel raakvlakken en dingen, die je mee kan nemen in je eigen training of wedstrijd.

En waar zou je als buitenstaander op kunnen letten?
Ik vind het altijd mooi om te zien dat als één iemand van A naar B speelt dat er al een derde speler onderweg is, die ziet dat die pass gemaakt wordt en weet dat hij de volgende is. Third man run noemden we dat in Engeland. De derde persoon die dan een loopactie maakt en al vooruit kijkt, nog voordat die bal bij jou is. Zulk soort loopacties vind ik prachtig om te zien. Maar als ik dat tegen mijn moeder zeg, snapt zij er geen pepernoot van. Zij denkt: ‘Waar heb jij het over?’
Of dat als iemand een voorzet geeft hoe dan de bezetting voor het doel is. Eigenlijk is het altijd zo dat er ééntje bij de eerste paal, tweede paal en ééntje op de 16 staat. Is dat dan ook werkelijk zo of staat daar niemand? Want als er niemand is, kan je de bal net zo goed niet geven. Dat zijn wel interessante dingen voor mensen die geen verstand hebben van voetbal.
Denk je dat bij het WK ook bepaalde mentale dingen een rol spelen?

Het komt weer terug op dat punt van druk, waarmee we begonnen. Van Nederland wordt verwacht dat zij sowieso die poule doorkomen. Maar als dat dan niet gebeurt, dan wat? Dan worden zij daar raar op aangekeken. Dan moet Virgil van Dijk voor de camera komen en vertellen waar het misging. Zij zijn echt wel wat gewend, nog veel meer dan wij. Zij hebben elke week zo’n wedstrijd, waarin zij moeten presteren. Voor de spelers van het Nederlands Elftal hoop ik dat ze het goed gaan doen.

Maar nogmaals, zij hebben echt wel een druk. Er wordt heel wat van je verwacht, want je bent wel Nederland, en Nederland is een voetballand. Je hebt genoeg goede spelers die goed kunnen voetballen. Louis van Gaal is ook tijdens het WK van Brazilië derde geworden met een team waar niemand iets van verwachtte.

We vergeten soms wel eens dat voetbal een teamsport is.

Precies, al moeten de elf spelers op het veld het natuurlijk laten zien in de wedstrijd, maar alles eromheen maakt het dat zij wel kunnen presteren. Als team ben je niet alleen de elf die tijdens de wedstrijd op het veld staan, maar ook de andere spelers die meegaan. Waarschijnlijk gaan ze met een groep van 23 tot 26 spelers. Zij trainen vaak als tegenstanders op de training. Zo ben je minstens zo belangrijk, als wanneer je op het veld staat tijdens de wedstrijd. Daarbij heb je ook de mensen in de staf, verzorgers en alle anderen die betrokken zijn om het zo goed mogelijk te maken voor iedereen. Je bent in die zin één groot team.

Louis van Gaal heeft van die groep spelers in Brazilië echt een team gemaakt. Ik heb wel gemerkt met de verschillende trainers, dat de één dat veel beter kan dan de ander. Vaak hoef je niet de beste spelers te hebben op papier, maar als je echt een team bent en je wilt hard werken voor elkaar dan ben je vaak nog wel de winnaar van de wedstrijd ook.

Wat is het meest positieve en/of waardevolle dat je geleerd hebt van je voetbalcarrière tot nu toe?

Dan kijk ik naar het sociale aspect: dat ik zoveel mensen ken door het voetbal. Dat ik overal waar ik kom altijd wel iemand ken. Dat is zo waardevol. Als je in je woonplaats werkt en daar niet vaak uitkomt dan kan je wereldje best klein zijn. Mijn moeder zegt altijd ‘Jij kent ook altijd iedereen’. Als ik kijk naar Nederland, dan ken ik mensen van Groningen tot Maastricht. Zij zijn niet allemaal heel goede vrienden, maar wel leuke contacten met wie ik prima een paar uur op een terras kan kletsen. Dat vind ik heel leuk.

Het vrouwenvoetbal wereldje is zo klein, dat je elkaar allemaal kent. Dat is het positieve dat ik eruit haal. Daarnaast heb ik heel mooie dingen mogen meemaken. Ik ben bijvoorbeeld met een EK onder 17 in Oekraïne geweest. Dat bedenkt nu ook niemand meer. En naar IJsland en Portugal om toernooien te spelen. Dat zijn belevenissen die niemand mij kan afpakken.

Wat zijn daaruit dingen die jij gebruikt buiten het voetbal? Bijvoorbeeld in je maatschappelijke carrière of privéleven?
In de sport gaat het om presteren, om het goed willen doen. Dat kan je dat altijd wel in je rugzak meenemen naar een volgende stap in je maatschappelijke carrière of in je privéleven. De facetten van een teamsport raak je nooit kwijt: met een groep iets willen bereiken. Dat hoeft niet op een hoog niveau te zijn. Ook dat kan ik meenemen voor later. Als ik trainer wil worden, dan weet ik al wat die meiden nog moeten doen, waar ze voor staan. Die ervaring kan ik meenemen in de volgende stap in mijn carrière.
Wat wil jij ambitieuze sporters die nog aan het begin staan van hun carrière meegeven?

Dat je altijd plezier moet houden in wat je doet. Als je er geen zin meer in hebt, moet je echt oprecht nadenken of topsport nog wel wat voor je is. Wil ik dit nog echt wel? Dat het ook echt je intrinsieke motivatie moet zijn, dat het niet van buitenaf opgelegd kan worden. Je moet het echt zelf willen. Als je er niet voor honderd procent achter staat, hoef je er niet aan te beginnen. Dat vind ik het belangrijkst.

Zo ben ik ook opgevoed. Mijn ouders hebben mij nooit gepusht, echt nooit. Ze zeiden altijd ‘Wil je het? Het is aan jou’. En dat is misschien ook wel wat ik sommige ouders langs de lijn wil meegeven. Dat vind ik best zielig voor die kinderen. Je hoeft niet allemaal supergoed te kunnen sporten. Echt niet, iedereen is goed in zijn of haar ding.

Je moet doen wat je leuk vindt.
Dat, daar ben ik echt heel erg van. En als je niet gepusht wordt en je blijft het nog steeds heel leuk vinden en je kan het ook goed? Dan kan je echt gaan denken dat het misschien wel een carrière is, die je kan doorzetten.

De Kronkels 9a,
3752 LM Bunschoten